Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Rijnvarende X (belanghebbende) is in 2014 werkzaam voor achtereenvolgens twee Luxemburgse werkgevers. Op het loon zijn in Luxemburg socialeverzekeringspremies ingehouden. Het binnenvaartschip waarop hij werkt is in Nederland geregistreerd.

In geschil is of X een vrijstelling toekomt voor de heffing van de premie volksverzekeringen voor de periode 1 januari 2014 tot en met 16 november 2014.

De SVB heeft twee A1-verklaringen ten name van X afgegeven. Hieruit volgt dat X over de in geschil zijnde periode 1 januari 2014 tot en met 16 november 2014 verzekerings- en premieplichtig is in Nederland voor de volksverzekeringen. De Belastingrechter is aan die A1-verklaringen gebonden, ook al staan die nog niet onherroepelijk vast (HR 5 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1838, NLF 2018/2182, met noot van Weerepas). Daarmee staat voor deze belastingprocedure vast, dat X verzekerings- en premieplichtig is voor de volksverzekeringen in Nederland.

Dat de Rijnvarendenovereenkomst van toepassing is betekent niet dat de verplichting tot overleg tussen lidstaten van de Toepassingsverordening niet meer geldt (CRvB 28 augustus 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2817). Hof Den Bosch verrekent op basis van artikel 73, lid 2, Toepassingsverordening de door de werkgever in Luxemburg ingehouden sociale verzekeringspremies met de premie volksverzekeringen. Het hoger beroep van X is gegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Sociale verzekeringen
Belastingtijdvak
2014
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
7 mei 2020
Rolnummer
19/00355
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:1472
NLF-nummer
NLF 2020/1215
Aflevering
21 mei 2020

Naar de bovenkant van de pagina