Direct naar content gaan

Samenvatting

Deze zaak gaat over de vraag of de bedragen betaald op een renteswap aftrekbaar zijn als kosten van een eigen woning.

X heeft tot herfinanciering van zijn eigen woning in twee delen hypothecair van een bank geleend tegen een variabele rente (driemaands Euribor) plus een opslag van 0,5% per jaar. Tot afdekking van het rentestijgingsrisico is hij daarnaast met de bank twee renteswaps overeengekomen (vaste rente tegen diezelfde variabele Euribor), waardoor hij per saldo een vaste rente van circa 4,8% (plus de opslag) betaalt. In geschil is of de rente die X op de swaps betaalt aftrekbaar is als kosten met betrekking tot de eigen woning in de zin van artikel 3.120, lid 1, onderdeel a, Wet IB 2001.

Hof Den Haag heeft de leningen en de swaps in onderling verband en samenhang bezien, omdat zulks strookt met zowel de bedoeling van de partijen bij de overeenkomsten als de wijze waarop zij daaraan feitelijk uitvoering hebben gegeven. De swaps bewerkstelligen volgens het Hof dat X op de geldleningen een vaste rente betaalt die aangemerkt kan worden als ‘rente van schulden, kosten van geldleningen daaronder begrepen, die behoren tot de eigen woningschuld’ ex artikel 3.120, lid 1, onderdeel a, Wet IB 2001.

De staatssecretaris van Financiën acht artikel 3.120, lid 1, onderdeel a, Wet IB 2001 en/of artikel 8:77 Awb geschonden, omdat renteswaps zelfstandige vermogensbestanddelen zijn en de betalingen erop geen kosten van een eigenwoninglening zijn nu zij niet rechtstreeks voortvloeien uit het opnemen, verlengen of aflossen van een eigenwoningschuld.

A-G Wattel meent dat als tussen de renteswap en de geldlening een zodanige samenhang bestaat dat zij economisch als één geheel kunnen worden beschouwd en het ook de bedoeling van de contractanten was om met de swap een vaste rente op de eigenwoninglening te bewerkstelligen, er geen aanleiding bestaat om die per saldo verschuldigde vaste rente fiscaal anders te behandelen dan de vaste rente op een gewone eigenwoninglening met rentevastperiode. Op basis van de jurisprudentie ziet hij niet in waarom een juridisch omslachtige vormgeving die slechts verklaard wordt door de margewensen van de aanbiedende bank tot een fiscaal ander resultaat zou moeten leiden als de bedoeling van de partijen is om hetzelfde effect te bereiken als een lening tegen een vaste rente en dat ook het materiële effect van die vormgeving is. Het oordeel van het Hof berust naar de opvatting van de A-G dus niet op een onjuiste rechtsopvatting.

Voor de financiering van de eigen woning is in de afgelopen jaren door sommige belastingplichtigen gebruikgemaakt van een zogenoemde interest rate swap (IRS) in combinatie met een hypothecaire lening tegen variabele rente. Hierdoor betaalt de belastingplichtige aan de bank de variabele rente met opslag van 0,5% over de lening en de vaste rente inzake de IRS en ontvangt hij de variabele rente inzake de IRS van de bank. Per saldo betaalt hij aan de bank de vaste rente plus een opslag van 0,5%.

Het geschil

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2009-2011
Instantie
A-G
Datum instantie
7 maart 2017
Rolnummer
16/05026
ECLI
ECLI:NL:PHR:2017:201
Auteur(s)
mr. T.C. Hoogwout
Erasmus Universiteit Rotterdam
NLF-nummer
NLF 2017/0826
Aflevering
20 april 2017
Judoregnummer
JCDI:NFB416
bwbr0005537&artikel=8:77,bwbr0005537&artikel=8:77,bwbr0011353&artikel=3.120&lid=1,bwbr0011353&artikel=3.120

Naar de bovenkant van de pagina