Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

De Heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam heeft aan X (belanghebbende) in 2015 een legesaanslag opgelegd ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het terugplaatsen van een dakopbouw op een pand. De leges zijn geheven op basis van de tarieventabel die behoort bij de Verordening leges omgevingsvergunning 2015. In de tabel zijn vaste legesbedragen vastgesteld voor een bepaalde bandbreedte aan bouwkosten (tariefklasse), waarbij de legesbedragen hoger worden indien een hogere tariefklasse van toepassing is.

Hof Den Haag heeft geoordeeld dat sprake is van een onredelijke en willekeurige belastingheffing die de wetgever niet op het oog kan hebben gehad.

Het tegen dit oordeel ingestelde cassatieberoep wordt door de Hoge Raad gegrond verklaard (zie HR 30 juni 2017, 16/05127, ECLI:NL:HR:2017:1174).

Voorts heeft X voor Rechtbank Rotterdam drie standpunten ingenomen inhoudende dat het terugplaatsen van de dakopbouw vergunningvrij is, dat de bouwsom € 14.904,81 bedraagt en dat ten laste van hem tweemaal leges zijn geheven.

De zaak is verwezen naar Hof Amsterdam voor de behandeling van deze door de Rechtbank onbehandeld gelaten geschilpunten. Daarbij verdient opmerking dat de heffing van leges achterwege moet blijven indien de stelling van X juist is, dat het terugplaatsen van de dakopbouw vergunningvrij is.

Wederom oordeelt de Hoge Raad over de Rotterdamse Verordening leges omgevingsvergunning en wederom wordt het zogenaamde ‘zaagtandtarief’ goedgekeurd door de Hoge Raad. Eerder deed de Hoge Raad dit op 30 juni 2017, 1 december 2017 en 8 december 2017. Voor mijn commentaar verwijs ik dan ook naar mijn annotaties bij deze arresten.

Overeenkomstig de uitspraak van 8 december moet ook in deze zaak volgens de Hoge Raad verwijzing plaatsvinden. Het verwijzingshof Amsterdam zal de nog niet behandelde overige drie geschilpunten moeten beoordelen. Omtrent de onderbouwing van deze drie geschilpunten moeten we in het duister tasten, omdat de uitspraak in eerste aanleg van Rechtbank Rotterdam namelijk niet is gepubliceerd. Uitsluitend de uitspraak van Hof Den Haag maakt melding van het feit dat belanghebbende in bezwaar een offerte heeft overgelegd waarin de bouwkosten werden begroot op € 14.904,81, maar dat de Heffingsambtenaar desondanks hieraan is voorbijgegaan en de bouwkosten, op basis van de zogenoemde NEN-normen, heeft berekend op € 35.399. De normen waarvan inmiddels bekend is dat deze door de gemeente Rotterdam niet eerder waren gepubliceerd dan op 31 mei 2016. Ik ben dan ook zeer benieuwd op welke wijze Hof Amsterdam hiermee zal omgaan.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2015
Instantie
HR
Datum instantie
22 december 2017
Rolnummer
17/03326
ECLI
ECLI:NL:HR:2017:3227
NLF-nummer
NLF 2018/0028
Aflevering
4 januari 2018
Judoregnummer
JCDI:NFB1070
bwbr0005416&artikel=219,bwbr0005416&artikel=219,bwbr0005416&artikel=229,bwbr0005416&artikel=229

Naar de bovenkant van de pagina