Direct naar content gaan

Samenvatting

Op 6 juni 2008 hebben Promo 54 en een andere onderneming, Immo 2020, een samenwerkingsovereenkomst gesloten. Op grond van deze overeenkomst heeft Immo 2020, die eigenaar is van het terrein waarop een voormalige school stond, Promo 54 belast met zowel het toezicht op de verbouwing van deze school tot appartementen en kantoren als de verkoop van die onroerende goederen.

De verkoop van deze toekomstige appartementen kwam tot stand via een juridische constructie die bestond uit twee afzonderlijke overeenkomsten met de kopers. Ten eerste sloten de kopers een overeenkomst met Immo 2020 betreffende de verkoop van een deel van het te verbouwen voormalige schoolgebouw en een deel van het terrein waarop het staat. Ten tweede sloot Promo 54 diezelfde dag met de kopers een aannemingsovereenkomst voor de renovatiewerkzaamheden.

Volgens de Belgische belastingdienst ging het om een kunstmatig opgesplitste handeling teneinde een onrechtmatig belastingvoordeel te verkrijgen. Deze handeling betrof volgens deze dienst in werkelijkheid één enkele levering van nieuwe appartementen waarvoor een btw-tarief van 21% geldt, in plaats van een verkoop van een oud gebouw en het terrein waarop het is gebouwd, gevolgd door een renovatie van dat gebouw, waarop het verlaagde tarief van 6% van toepassing is.

Het Hof van Cassatie (België) heeft feitelijk vastgesteld dat sprake is van één prestatie, maar vraagt zich wel af of deze prestatie moet worden aangemerkt als de levering van een ‘nieuw’ pand voor eerste ingebruikname, omdat België geen gebruik heeft gemaakt van artikel 12, lid 2, Btw-richtlijn om nadere regels te stellen wanneer een verbouwing tot een nieuwe eerste ingebruikname van een gebouw leidt. Hierover heeft het aan het HvJ een prejudiciële vraag gesteld.

Het HvJ antwoordt op de vraag dat artikel 135, lid 1, onder j, Btw-richtlijn, gelezen in samenhang met artikel 12, lid 1 en 2, Btw-richtlijn, aldus moet worden uitgelegd dat de vrijstelling waarin eerstgenoemde bepaling voorziet voor de levering van een gebouw of een gedeelte ervan en van het bijbehorende terrein, met uitzondering van de levering die wordt verricht vóór de eerste ingebruikneming, ook geldt voor de levering van een gebouw waarvan een eerste ingebruikneming heeft plaatsgevonden vóór de verbouwing ervan, ook al heeft de betrokken lidstaat in zijn nationale recht niet de voorwaarden vastgesteld voor de toepassing van het criterium van de eerste ingebruikneming op de verbouwing van gebouwen, zoals hij op grond van de tweede van deze bepalingen had kunnen doen.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2009
Instantie
HvJ
Datum instantie
9 maart 2023
Rolnummer
C-239/22
ECLI
ECLI:EU:C:2023:181
NLF-nummer
NLF 2023/0601
Aflevering
23 maart 2023
Judoregnummer
JCDI:NFB5668
bwbr0002629&artikel=11&lid=1,celex32006l0112&artikel=12,celex32006l0112&artikel=135,celex32006l0112&artikel=12,celex32006l0112&artikel=135

Naar de bovenkant van de pagina