Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Op naam en voor rekening van een bv, waarvan X (belanghebbende) de rechtsopvolger is, is aangifte gedaan voor het brengen in het vrije verkeer van bevestigingsmiddelen. De in de aangifte vermelde douanewaarde is de overeengekomen prijs onder leveringsconditie Delivered Duty Paid (DDP).

Op grond van de aangegeven preferentiële oorsprong Indonesië zijn douanerechten naar een tarief van 0% verschuldigd. De Inspecteur heeft achteraf het standpunt ingenomen dat de oorsprong van de bevestigingsmiddelen China is en heeft een utb opgelegd voor douanerechten en antidumpingrechten.

X heeft beroep ingesteld inzake de utb. Vanwege een soortgelijke procedure tegen een andere utb is dat beroep aangehouden. Die andere procedure heeft geleid tot het arrest van de Hoge Raad van 29 juni 2018 (HR 29 juni 2018, 16/04263, ECLI:NL:HR:2018:1022). De Inspecteur is na dit arrest een onderzoek gestart op grond van artikel 140 Uitvoeringsverordening Douanewetboek Unie (UDWU). In deze procedure heeft de Inspecteur het standpunt ingenomen dat de leveringsconditie DDP niet van toepassing kan zijn omdat X op eigen naam en voor eigen rekening de douaneaangifte heeft gedaan. X heeft ook tegen deze beslissing beroep ingesteld.

Rechtbank Noord-Holland heeft geoordeeld dat de bevestigingsmiddelen de preferentiële oorsprong Indonesië hebben en niet van Chinese oorsprong zijn. Het beroep tegen de utb is gegrond. Ook het beroep tegen de beslissing op grond van artikel 140 UDWU is gegrond. Deze beslissing kan nergens meer toe leiden, omdat er geen douanerechten en antidumpingrechten zijn verschuldigd.

Hof Amsterdam heeft geoordeeld dat de Inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat de bevestigingsmiddelen van Chinese oorsprong zijn. Daarmee staat tevens vast dat de bevestigingsmiddelen niet van preferentiële Indonesische oorsprong zijn. Volgens het Hof kan de Inspecteur de procedure van artikel 140 UDWU niet achteraf toepassen en het resultaat van die procedure ten grondslag leggen aan de reeds uitgereikte utb. De beslissing van de Rechtbank om de beschikking te vernietigen, is in stand gebleven.

De staatssecretaris heeft met twee middelen cassatieberoep ingesteld.

X heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld.

A-G Ettema geeft de Hoge Raad in overweging middel I ten dele en middel II in het principale beroep in cassatie en het middel in het incidentele beroep in cassatie ongegrond te verklaren. Met betrekking tot middel I voor het overige geeft de A-G de Hoge Raad in overweging een prejudiciële vraag voor te leggen aan het HvJ. Het gaat daarbij over de vraag of het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel zich ertegen verzet dat de Inspecteur in (hoger) beroep gronden voor een bezwarend besluit aanvoert waarover de belanghebbende zich in de administratieve fase niet heeft kunnen uitlaten.

Metadata

Rubriek(en)
Douane
Belastingtijdvak
2012
Instantie
A-G
Datum instantie
24 november 2023
Rolnummer
22/01209
ECLI
ECLI:NL:PHR:2023:1077
Auteur(s)
mr. I. van den Eijnde
EY / Erasmus Universiteit Rotterdam
NLF-nummer
NLF 2024/0095
Aflevering
9 januari 2024
Judoregnummer
JCDI:NFB6183

Naar de bovenkant van de pagina