Direct naar content gaan

Samenvatting

Het gaat in deze zaak om de toerekening van een resultaat aan de bron resultaat uit overige werkzaamheden (row). Er is veel rechtspraak over dergelijke toerekeningsproblemen, met name als het gaat om de bron winst uit onderneming, maar die rechtspraak is nogal casuïstisch. In deze conclusie leidt A-G Koopman uit de rechtspraak en de literatuur over deze toerekening een beslisschema af en verkent hij of er aanleiding bestaat dit beslisschema aan te vullen met ‘hard and fast rules’ voor concrete situaties.

In concreto gaat het in deze zaak om de toerekening van de wettelijke handelsrente die X (belanghebbende) in 2017 heeft ontvangen vanwege de vertraagde uitbetaling van de beloning die hij al in 2010 had moeten ontvangen voor zijn aandeel in de ontwikkeling van een bouwplan.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft geoordeeld dat de rentevergoeding is opgekomen in de row-sfeer. De Rechtbank achtte van belang dat de rentevergoeding direct verband houdt met de vordering tot betaling van de beloning en dat die vordering tot het row-vermogen behoorde. Behoudens bijzondere omstandigheden, die hier niet aanwezig zijn, moeten de vruchten van dat row-vermogen tot het row worden gerekend, zo oordeelde de Rechtbank.

X heeft sprongcassatie ingesteld en voert één cassatiemiddel aan. Hij meent dat geen zelfstandige betekenis toekomt aan de omstandigheid dat de vordering tot betaling van de beloning nog behoorde tot zijn row-vermogen.

De A-G geeft de Hoge Raad echter in overweging om het cassatieberoep ongegrond te verklaren.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2017
Instantie
A-G
Datum instantie
10 november 2023
Rolnummer
23/01342
ECLI
ECLI:NL:PHR:2023:1011
Auteur(s)
N.F.M. van Mol MSc
Belastingdienst / Ministerie van Financiën
NLF-nummer
NLF 2023/2797
Aflevering
14 december 2023
Judoregnummer
JCDI:NFB6126
bwbr0011353&artikel=3.94,bwbr0011353&artikel=3.94

Naar de bovenkant van de pagina