Samenvatting
Iedere fiscalist wordt wel eens geconfronteerd met een lastige rechtsvraag, waarbij verschillende methoden van rechtsvinding tot verschillende antwoorden leiden of zelfs helemaal geen uitkomst bieden. Hoe de rechter zal oordelen valt niet te voorspellen, maar mogelijk kunnen wel vooralsnog verborgen gebleven patronen worden ontdekt. Michiel Hennevelt doet daartoe in deze bijdrage een aanzet. Hij bespreekt aan de hand van een onderzoek naar drie jaar fiscale jurisprudentie van de Hoge Raad drie stellingen over de manier waarop de hoogste belastingrechter met moeilijke rechtsvragen omgaat bij de motivering van zijn arresten. De auteur laat zich daarbij inspireren door ‘Interpreting Statutes’, standaardwerk op het gebied van motivering en rechtsvinding in brede zin.
NLF-W artikel
1. Inleiding
Weinigen zullen het belang van motivering van rechterlijke beslissingen ontkennen. Die motivering moet voldoende inzicht geven in de daaraan ten grondslag liggende gedachtegang om haar zowel voor partijen als voor derden controleerbaar en aanvaardbaar te maken. Zeker in een tijd waarin het gezag van de rechter minder als vanzelfsprekend wordt beschouwd, zijn er tal van argumenten voor een uitvoerige motivering door de rechter. Met betrekking tot de individuele zaak onderkent men bijvoorbeeld dat een motivering kan bijdragen aan de legitimatie en aanvaardbaarheid van de beslissing, de kwaliteit van de beslissing, en de overtuigingskracht richting een hogere rechter die de beslissing moet beoordelen. Vanuit zaaksoverstijgend perspectief vergroot een motivering mogelijk de rechtszekerheid over toekomstige beslissingen, de rechtsontwikkeling, en de rechtseenheid.
In deze bijdrage bespreek ik de motivering van rechtskundige beslissingen in belastingzaken door de Hoge Raad. De bedoeling is te bezien of daarin patronen zijn te vinden die (ook) van waarde kunnen zijn bij het aanpakken van nog onopgeloste juridische vraagstukken. Hiertoe bespreek ik eerst in paragraaf 2 een theorie van juridische motivering door de rechter, ontleend aan het standaardwerk ‘Interpreting statutes’ van MacCormick en Summers en bewerkt door Kloosterhuis en Smith. Aan de hand daarvan onderzoek ik in paragraaf 3 op basis van een analyse van drie jaar fiscale jurisprudentie van de Hoge Raad of die theorie ook nuttige inzichten biedt voor beoefenaars van het Nederlandse belastingrecht. Als uitvloeisel van dat onderzoek bespreek ik drie door die theorie geïnspireerde stellingen over motivering en rechtsvinding door de Hoge Raad. Ik sluit af met enkele conclusies.