Direct naar content gaan

Samenvatting

Een echtpaar heeft vijf kinderen en wil de (certificaten van de) aandelen van een werkmaatschappij, die in het bezit zijn van hun holding, in het bezit brengen van personal holdings die op den duur geheel in handen van de kinderen moeten komen. De eerste stappen bestaan daarin dat het echtpaar rond 80% van alle (certificaten van de) aandelen van de werkmaatschappij koopt en de vijf kinderen 20%. Vervolgens richt het echtpaar met één van de kinderen Personal holding I op waarin het echtpaar 1/5 deel van hun aandelen van de werkmaatschappij stort en dat kind zijn deel van die aandelen. Over deze inbreng wordt kapitaalsbelasting betaald. Vervolgens richt Personal holding I Personal holding II op met inbreng van haar gehele vermogen en claimt daarvoor de fusievrijstelling. Dat wordt nog drie maal herhaald. Pesonal Holding I ruilt haar bij de fusie verkregen aandelen Personal holding II met het echtpaar en zoon 2 voor aandelen werkmaatschappij, Personal holding II ruilt haar aandelen Personal holding III met het echtpaar en zoon 3 voor aandelen werkmaatschappij enzovoorts. Uiteindelijk bestaan er dan 5 Personal holdings waarvan het echtpaar aandeelhouder is en telkens een andere zoon. Al die personal holdings brengen hun (certificaten van) aandelen uiteindelijk in een beheersmaatschappij in. In deze uitspraak handhaaft het Hof de aan Personal holding II opgelegde aanslag kapitaalsbelasting met toepassing van de leer van fraus legis. Dit oordeel wordt door de Hoge Raad bevestigd. Het cassatieberoep van Personal holding II wordt ongegrond verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
14-mei-1997
Instantie
HR
Datum instantie
13 maart 2009
Rolnummer
43.946
ECLI
ECLI:NL:HR:2009:BH5619
bwbr0002226&artikel=1&lid=1,bwbr0002320&artikel=31,bwbr0002672&artikel=10a&lid=1,bwbr0002672&artikel=10a&lid=3

Naar de bovenkant van de pagina