Direct naar content gaan

Samenvatting

De vraag is opgekomen welke rechtspersoon het uiteindelijke belang houdt als bedoeld in artikel 20a, lid 2, onderdeel b, Wet VpB 1969, in een situatie waarin een open cv onderdeel is van de concernstructuur.

De casus is gestileerd weergegeven als volgt:

Er is sprake van diverse besloten vennootschappen met ieder een natuurlijk persoon als enig aandeelhouder (hierna: persoonlijke houdstervennootschappen). De persoonlijke houdstervennootschappen hebben een belang in een coöperatie. De coöperatie participeert als enig commanditair vennoot in een open commanditaire vennootschap (hierna: open cv). Door middel van deze open cv wordt onder andere een 100% aandelenbelang gehouden in X (bv).

X houdt op haar beurt een 48% aandelenbelang in vennootschap Y (bv). Y heeft verrekenbare verliezen als bedoeld in artikel 20a Wet VpB 1969. De persoonlijke houdstervennootschappen (en hun achterliggende enig aandeelhouders-natuurlijke personen) bezitten ieder middellijk een belang van minder dan 1/3 gedeelte in Y. X wenst de resterende aandelen in vennootschap Y te verwerven.

Niet in geschil is dat het uiteindelijke belang in Y door de uitbreiding van het belang van X in Y in belangrijke mate wijzigt als bedoeld in artikel 20a, lid 1, Wet VpB 1969. In beginsel is dan voorwaartse verrekening van de verliezen door Y met winsten na de wijziging niet meer mogelijk. Op basis van artikel 20a, lid 2, onderdeel b, Wet VpB 1969 blijft de belangwijziging buiten aanmerking en is verliesverrekening wel mogelijk als sprake is van een uitbreiding van het uiteindelijke belang van een natuurlijk persoon of rechtspersoon die al ten minste een derde deel van het uiteindelijke belang in de belastingplichtige had.

Vraag

Heeft de positie van de open cv in de concernstructuur (direct boven X) tot gevolg dat X in Y een uiteindelijk belang heeft als bedoeld in artikel 20a, lid 2, onderdeel b, Wet VpB 1969, zodat de uitbreiding van haar belang van 48% naar 100% een uitbreiding is van het uiteindelijke belang van een rechtspersoon die reeds ten minste een derde deel had en voorwaartse verliesverrekening mogelijk blijft?

Antwoord

Nee. Het belang van X is geen uiteindelijk belang van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 20a, lid 2, onderdeel b, Wet VpB 1969. Gezien het besluit van 17 april 2020 (Stcrt. 2020, 23674) moet het belang gehouden door de persoonlijke houdstervennootschappen worden aangemerkt als het uiteindelijke belang van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 20a, lid 2, onderdeel b, Wet VpB 1969. Gelet op het materiële karakter van dit begrip uiteindelijk belang is voor de vraag wie als uiteindelijk belanghebbende rechtspersoon geldt niet relevant of het uiteindelijke belang wordt gehouden via een participatie in een open cv. Nu het uiteindelijke belang van de persoonlijke houdstervennootschappen en ook de achterliggende natuurlijke personen in de vennootschap met verrekenbare verliezen minder is dan een derde deel, is er geen grond voor toepassing van de uitzondering van artikel 20a, lid 2, onderdeel b, Wet VpB 1969.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2023 e.v.
Instantie
Belastingdienst
Datum instantie
7 september 2023
Rolnummer
KG:011:2023:11
Auteur(s)
mr. F. van Horzen
Meijburg & Co
NLF-nummer
NLF 2023/2154
Aflevering
28 september 2023
Judoregnummer
JCDI:NFB5988
bwbr0002672&artikel=20a,bwbr0002672&artikel=20a

Naar de bovenkant van de pagina