Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Hof Den Haag heeft in deze WOZ-zaak geoordeeld dat de redelijke termijn in eerste aanleg is overschreden en dat X (belanghebbende) daarom recht heeft op een vergoeding van immateriële schade.

Het bezwaar, beroep en hoger beroep zijn in deze zaak ongegrond verklaard. In de toekenning van een vergoeding van immateriële schade heeft het Hof niettemin aanleiding gezien de Heffingsambtenaar te veroordelen in de door X gemaakte (proces)kosten in bezwaar, beroep en hoger beroep.

Het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland betoogt in cassatie dat geen plaats is voor een kostenvergoeding voor de bezwaarfase, omdat de uitspraak op bezwaar volledig in stand blijft. Volgens de klacht is het oordeel van het Hof in zoverre in strijd met het arrest van de Hoge Raad van 20 maart 2015 (14/01332, ECLI:NL:HR:2015:660).

Deze klacht slaagt. Voor vergoeding van de in bezwaar gemaakte kosten is – na een daartoe in de bezwaarfase gedaan verzoek – alleen plaats voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid (artikel 7:15, lid 2, Awb). In deze procedure is niet aan deze voorwaarde voldaan.

De Hoge Raad doet de zaak af.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2019
Instantie
HR
Datum instantie
1 december 2023
Rolnummer
22/03523
ECLI
ECLI:NL:HR:2023:1665
Auteur(s)
mr. drs. M.T.M. Hennevelt
Hof Arnhem-Leeuwarden
NLF-nummer
NLF 2023/2808
Aflevering
14 december 2023
Judoregnummer
JCDI:NFB6130
bwbr0005537&artikel=7:15&lid=2,bwbr0005537&artikel=7:15&lid=2,bwbr0005537&artikel=8:75&lid=1,bwbr0005537&artikel=8:75&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina