Direct naar content gaan

Samenvatting

Deze gemeenschappelijke bijlage hoort bij de conclusies van A-G Wattel van 19 juni 2018 in de zaken met rolnummers 17/04930 (ECLI:NL:PHR:2018:737, NLF 2018/1643, met noot van Van Horzen) en 17/05713 en 17/05714 (ECLI:NL:PHR:2018:738, NLF 2018/1691, met noot van Bioch). De zaken betreffen de vraag in hoeverre betalingen aan een derde-financier op grond van een intraconcerngarantie ten laste van de winst van de verbonden garantieverstrekker kunnen komen.

In deze bijlage probeert de A-G de toepassingsgebieden van de zogenoemde paraplukrediet-benadering (HR 1 maart 2013, 11/01985, ECLI:NL:HR:2013:BW6520) en van de arm’s length-test-arresten (HR 25 november 2011, 08/05323, ECLI:NL:HR:2011:BN3442 en HR 17 oktober 2014, 14/00955, ECLI:NL:HR:2014:2984) te bepalen, nu daarover in de praktijk onduidelijkheid bestaat en er in de literatuur discussie over is.

De bevindingen en criteria past de A-G toe in de conclusies.

De staatssecretaris lijkt te stellen dat intragroepsgaranties steeds als handelen in de kapitaal-/deelnemingssfeer gezien moeten worden. Naar de mening van de A-G zijn de paraplukrediet-criteria strenger en is de Hoge Raad net als bij gelieerde leningen terughoudend in het afwijken van de civielrechtelijke werkelijkheid.

Zie nader de noten van Van Horzen in NLF 2018/1643 en Bioch in NLF 2018/1691.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Instantie
A-G
Datum instantie
19 juni 2018
Rolnummer
17/04930, 17/05713 en 17/05714
ECLI
ECLI:NL:PHR:2018:739
NLF-nummer
NLF 2018/1692
Aflevering
9 augustus 2018
bwbr0002672&artikel=8&lid=1,bwbr0002672&artikel=8&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina