Direct naar content gaan

Samenvatting

De onderhavige conclusie heeft betrekking op twee cassatieberoepen van dga X en ‘zijn’ bv.

X hield tot 10 december 2014 indirect 50% en vanaf 10 december 2014 100% van de aandelen in de bv.

X en de toenmalige mede-aandeelhouder hebben geld overgemaakt onder valse vlag naar en van Zwitserse (code)rekeningen.

X heeft op 9 oktober 2015 bij de fiscus gemeld dat hij vermogen in het buitenland aanhield waarover geen belasting was betaald. Hij heeft toen de overmakingen onder valse vlag naar en van de Zwitserse (code)rekeningen niet gemeld. Nadat de Inspecteur daarvan alsnog op de hoogte geraakte, zijn die overmakingen aangemerkt als reguliere voordelen uit aanmerkelijk belang van X.

In de zaak van X is in geschil of de ab-voordelen in het buitenland zijn ‘opgekomen’ in de zin van artikel 16, lid 4, AWR en of daardoor de navorderingstermijn is verlengd tot twaalf jaar.

In beide zaken is in geschil of de opgelegde vergrijpboetes verminderd moeten worden tot 45% van het nagevorderde bedrag op grond van het ‘Memo aandachtspunten verhuld vermogen’ van de Belastingdienst.

Hof Amsterdam heeft geoordeeld dat de ab-voordelen in het buitenland zijn opgekomen in de zin van artikel 16, lid 4, AWR. Beslissend achtte het Hof de wijze waarop de bv op basis van facturen voor gefingeerde prestaties geld overmaakte naar een Zwitserse coderekening waarvoor de mede-aandeelhouder van X bevoegd was, waarna vanaf die coderekening de voor X bestemde gelden werden overgeboekt naar diens eveneens in Zwitserland aangehouden rekening. Het Hof onderschreef ook het oordeel van Rechtbank Noord-Holland dat de belanghebbenden niet volledig hebben meegewerkt omdat zij pas, na daar op 6 oktober 2016 naar te zijn gevraagd, op 11 november 2016 de winstuitdelingen en de ab-inkomsten meldden. Het Hof is met de Rechtbank van oordeel dat in het onderhavige geval vergrijpboetes van 85% van de nagevorderde belasting, vóór de door de Rechtbank toegepaste vermindering wegens overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg, passend en geboden zijn.

In cassatie stelt X dat het ab-inkomen niet in het buitenland is opgekomen. Beide belanghebbenden bestrijden het oordeel dat zij niet volledig zouden hebben meegewerkt en daarom geen aanspraak op strafvermindering hebben.

Volgens A-G Wattel falen alle middelen. Hij concludeert tot ongegrondverklaring van de cassatieberoepen.

De Hoge Raad heeft op 21 april 2023 het beroep in cassatie tegen deze uitspraak verworpen onder verwijzing naar artikel 81 Wet RO (22/03043)

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2003-2015
Instantie
A-G
Datum instantie
17 maart 2023
Rolnummer
22/03044
ECLI
ECLI:NL:PHR:2023:303
Auteur(s)
mr. A.M.E. Nuyens
De Bont advocaten/Tilburg University
NLF-nummer
NLF 2023/1026
Aflevering
11 mei 2023
Judoregnummer
JCDI:NFB5755
bwbr0002320&artikel=16&lid=4,bwbr0002320&artikel=16&lid=4

Naar de bovenkant van de pagina