Direct naar content gaan

Samenvatting

Tijdens een boekenonderzoek bij X (belanghebbende) zijn boetes aangekondigd met verwijzing naar artikel 10a AWR. X wordt (voorwaardelijke) opzet verweten ten aanzien van het niet (tijdig) indienen (en voldoen) van een suppletie op de aangegeven omzetbelasting. Naar aanleiding van de controle zijn 50% vergrijpboetes opgelegd. Als toelichting is vermeld dat de boetes zijn gebaseerd op artikel 67f AWR. In de bezwaarfase zijn de boetes verminderd omdat de hoogte van het boetebedrag volgens de Inspecteur niet in verhouding stond tot de gedraging.

X heeft beroep ingesteld. In geschil zijn primair de boetes. De hoogte van de naheffingsaanslagen is als zodanig niet in geschil, wel de tenaamstelling.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat de naheffingsaanslagen en boetes terecht aan X en niet aan de fiscale eenheid zijn opgelegd. De naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen zijn correct te naam gesteld.

De Rechtbank gaat veronderstellenderwijs uit van de bedoeling van de Inspecteur boetes op te leggen op grond van artikel 10a AWR. X heeft behoudens de verzending niets gesteld wat aannemelijk maakt dat de suppletieaangiften de Inspecteur hebben bereikt. Daarmee moet ervan worden uitgegaan dat zij niet heeft voldaan aan haar informatieplicht. Haar kan echter ten hoogste (grove) schuld worden verweten. Dat X zich bewust moet zijn geweest van het feit dat de suppletieaangiften niet zijn ontvangen, is niet aannemelijk geworden. Nu de boetes niet mede zijn gegrond op grove schuld, en dit een ander verwijt is, worden de boetes vernietigd. Of is voldaan aan de vereisten van grove schuld kan verder in het midden blijven.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2014-2015
Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum instantie
25 oktober 2021
Rolnummer
19/2525; 19/2529
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2021:5704
NLF-nummer
NLF 2021/2249
Aflevering
25 november 2021
bwbr0002320&artikel=10a,bwbr0002320&artikel=10a

Naar de bovenkant van de pagina