Direct naar content gaan

Samenvatting

Deze zaak handelt in de basis over een geschil over een verrekening op grond van artikel 24 IW 1990 van teruggaaf van BPM met een belastingschuld van X (belanghebbende).

Hof Amsterdam (NLF 2020/1915) heeft ter zake van het door X ingestelde hoger beroep een bedrag van € 519 aan griffierecht geheven.

In cassatie voert X aan dat het hoger beroep is ingesteld door een natuurlijk persoon en overeenkomstig artikel 8:109, lid 1, Awb had daarom een bedrag van € 128 aan griffierecht moeten worden geheven.

De Hoge Raad oordeelt – anders dan X betoogt – dat in dit geval niet het in artikel 8:109, lid 1, onderdeel a, Awb (tekst 2019) vermelde verlaagde tarief van € 128 van toepassing is. Gelet op artikel 8:109, lid 1, onderdeel b, Awb (tekst 2019) bedraagt het griffierecht voor X in casu € 259. Het Hof heeft dus ten onrechte met toepassing van artikel 8:109, lid 1, onderdeel c, Awb een griffierecht van € 519 geheven.

Voorts oordeelt de Hoge Raad dat X geen recht heeft op een kostenvergoeding voor beroepsmatig verleende bijstand, aangezien hij het punt van het griffierecht pas in cassatie aan de orde heeft gesteld.

De Hoge Raad doet de zaak zelf af.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2019
Instantie
HR
Datum instantie
10 september 2021
Rolnummer
20/02752
ECLI
ECLI:NL:HR:2021:1231
Auteur(s)
mr. S.L. Verkaik
Booij Bikkers Advocaten
NLF-nummer
NLF 2021/1799
Aflevering
23 september 2021
Judoregnummer
JCDI:NFB4548
bwbr0004770&artikel=24,bwbr0005537&artikel=8:41&lid=2,bwbr0005537&artikel=8:109,bwbr0005537&artikel=8:109&lid=1,bwbr0004770&artikel=24,bwbr0005537&artikel=8:109

Naar de bovenkant van de pagina