Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft de Italiaanse nationaliteit en woont sinds medio 1962 in Nederland. Zij was vanaf 1 september 1971 tot 1 september 1997 in dienst bij het Italiaanse consulaat te Rotterdam. In 2011 heeft X ter zake van deze dienstbetrekking een Italiaans staatspensioen ter hoogte van € 15.355 ontvangen. Verder heeft X in 2011 een vergoeding van € 3.900 voor vrijwilligerswerk bij een culturele vereniging ontvangen en een AOW-uitkering.

In geschil is of de Inspecteur het staatspensioen, gelet op Verordening 883/2004, in het jaar 2011 terecht en tot het juiste bedrag tot het premie-inkomen (AWBZ) en bijdrage-inkomen (Zvw) heeft gerekend.

Tussen partijen is niet in geschil dat de werkzaamheden die X voor de culturele vereniging verricht, zijn aan te merken als werkzaamheden anders dan in loondienst. Dit brengt met zich dat deze werkzaamheden en de daarvoor verkregen vergoeding (ook) voor de Nederlandse socialezekerheidswetgeving als zodanig in aanmerking genomen moeten worden, oordeelt Hof Den Bosch. Voorts brengt dit met zich dat de door X voor de culturele vereniging verrichte werkzaamheden kwalificeren als werkzaamheden in de zin van artikel 11, lid 3, onderdeel a, Verordening 883/2004 en dat op X volgens deze bepaling uitsluitend de Nederlandse socialezekerheidswetgeving van toepassing is. Het Nikula-arrest (HvJ 18 juli 2006, C-50/05, ECLI:EU:C:2006:493) is in het onderhavige geval niet van toepassing nu X juist in Nederland verzekerd is vanwege het verrichten van werkzaamheden.

De Inspecteur heeft het staatspensioen in het jaar 2011 terecht tot het premie-inkomen en bijdrage-inkomen gerekend, concludeert het Hof. Het beroep van X op het vertrouwensbeginsel faalt omdat van een bewuste standpuntbepaling van de Inspecteur, inhoudende dat het staatspensioen niet tot het premie-inkomen respectievelijk het bijdrage-inkomen over het jaar 2010 zou behoren, niet is gebleken.

X is naar nationaal recht verzekerd vanwege haar ingezetenschap. Verordening 883/2004 zou hier een uitzondering op kunnen maken, maar doet dat in dit geval niet omdat X in Nederland werkzaamheden verricht (dit is niet in geschil); in dat geval wijst Verordening 883/2004 exclusief de Nederlandse wetgeving aan. Nederland mag dus premies en bijdragen heffen met toepassing van zijn eigen regelgeving hiervoor: het gehele inkomen geldt als grondslag voor de premieheffing, er wordt geen uitzondering gemaakt voor buitenlandse inkomsten. Belanghebbende is echter van mening dat zij te veel premies betaalt en dat het Italiaanse pensioen niet tot de grondslag mag worden gerekend. In de eerste plaats verwijst zij hiervoor naar het arrest Nikula en in de tweede plaats doet zij hiervoor een beroep op het vertrouwensbeginsel.

Te hoge premieheffing

Metadata

Rubriek(en)
Sociale verzekeringen
Belastingtijdvak
2011
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
13 december 2017
Rolnummer
16/03579 en 16/03580
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2017:5581
Auteur(s)
Frouke Verberk
Belastingdienst
NLF-nummer
NLF 2018/0329
Aflevering
8 februari 2018
Judoreg
NFB1278

Naar de bovenkant van de pagina