Direct naar content gaan

Samenvatting

The English Bridge Union Limited (hierna: EBU) is een nationale instelling zonder winstoogmerk die is belast met de regulering en ontwikkeling van wedstrijdbridge in Engeland. EBU, waarvan de leden regionale verenigingen en particulieren zijn, organiseert wedstrijdbridgetoernooien waarbij zij de spelers voor hun deelneming inschrijfgeld in rekening brengt. Zij betaalt btw over dit inschrijfgeld. EBU meent dat het inschrijfgeld op grond van artikel 132, lid 1, onderdeel m, Btw-richtlijn van btw moet worden vrijgesteld. Zij heeft de belastingdienst om terugbetaling van deze belasting verzocht. Dit verzoek is afgewezen.

De verwijzende rechter heeft aan het HvJ gevraagd of zogenoemde ‘geestelijke’ sporten, zoals wedstrijdbridge, onder het begrip sport in de zin van artikel 132, lid 1, onderdeel m, Btw-richtlijn vallen.

Het HvJ oordeelt dat een activiteit zoals wedstrijdbridge, die wordt gekenmerkt door een te verwaarlozen lichamelijke component, niet onder het begrip sport in de zin van deze bepaling valt.

Contrair Conclusie A-G Szpunar.

Sport

Na twintig minuten hardlopen maakt het lichaam gelukshormonen aan. Mijn lichaam doet dat al na twee minuten zitten op de bank met een glas wijn. Aldus een bericht op Twitter dat ik onlangs zag langskomen. Het is illustratief voor de verschillende manieren waarop naar sport gekeken kan worden. Het HvJ kiest in dit arrest een andere benadering van het begrip sport dan A-G Szpunar deed, terwijl beiden op basis van dezelfde uitgangspunten zich beroepen op de maatschappelijke opvattingen en de omgangstaal. Waar de A-G na uitgebreid onderzoek tot een ruimere uitleg van het begrip sport komt, beperkt het HvJ dit begrip tot een activiteit die wordt gekenmerkt door een niet te verwaarlozen lichamelijke component. Het verschil zit in de redenering. Het HvJ gaat uit van sport als lichamelijke activiteit en stelt vervolgens vast dat de aard van de vrijstellingsbepaling, en de verplichte strikte uitleg daarvan, in de weg staan aan een ruimer bereik, bijvoorbeeld tot de bevordering van de geestelijke gezondheid. Een brug te ver voor denksporten dus. Daarbij wijst het HvJ er nog eens op dat de vrijstellingsbepaling in artikel 132 Btw-richtlijn de bevordering van bepaalde activiteiten van algemeen belang betreft, maar dat niet alle activiteiten van algemeen belang daaronder vallen. Het betreft alleen de activiteiten die ‘daar worden opgesomd en zeer omstandig worden beschreven’. Ook bijvoorbeeld bij de toepassing van de zogenoemde koepelvrijstelling moet dit steeds in gedachten worden gehouden. Het HvJ laat overigens nog wel de deur op een kier staan voor de vrijstelling van sporten die een te verwaarlozen lichamelijke component omvatten. Deze sporten kunnen onder omstandigheden misschien onder de sociaal-culturele vrijstelling vallen. Dat lijkt mij geen eenvoudige uitweg voor de desbetreffende sporten, als ik het HvJ goed begrijp moet het dan om een wat folkloristisch getinte activiteit gaan. 

Lichamelijke component

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2014
Instantie
HvJ
Datum instantie
26 oktober 2017
Rolnummer
C‑90/16
ECLI
ECLI:EU:C:2017:814
Auteur(s)
mr. A. Vroon
Belastingdienst
NLF-nummer
NLF 2017/2532
Aflevering
2 november 2017
Judoregnummer
JCDI:NFB911
bwbr0002629,bwbr0002629&artikel=11&lid=1,bwbr0002629&artikel=11&lid=1,bwbr0002320&artikel=20,bwbr0002629,bwbr0002629&artikel=3,bwbr0002629&artikel=4,bwbr0002629&artikel=9,bwbr0002629&artikel=9&lid=2,bwbr0002629&artikel=11,bwbr0002629&artikel=11&lid=1,bwbr0002629&artikel=11&lid=2,bwbr0002629&artikel=15,bwbr0002629&artikel=15&lid=1,bwbr0002629&artikel=20&lid=1,bwbr0002672&artikel=15e&lid=10

Naar de bovenkant van de pagina