Samenvatting
Als voorbereiding op de landelijke verkiezingen op 17 maart 2021 heeft het CPB op 17 april 2020 voor de Haagse beleidsmakers een groot aantal fiscale beleidsopties in kaart gebracht (zie NLF Opinie 2020/13). Ook de dga wordt niet ontzien. Deze tendens is ook terug te vinden in de op 18 mei 2020 gepresenteerde Bouwstenen voor een beter belastingstelsel. Felix Peppelenbosch loopt de voorstellen langs en vraagt zich af of de dga na de verkiezingen op 17 maart 2021 een fiscale schietschijf voor het nieuwe kabinet gaat worden.
Opinie
Het wordt menens
Ondanks de coronacrisis werd het wetsvoorstel ‘Excessief lenen bij eigen vennootschap’ op 17 april 2020 bij de Tweede Kamer ingediend. De contouren van het wetsvoorstel zijn met de aanbieding van het pakket Belastingplan 2019 bekendgemaakt. Nadat het wetsvoorstel in het voorjaar van 2019 onderwerp van consultatie was, heeft nadere uitwerking van het wetsvoorstel plaatsgevonden.
Het kabinet ziet aanleiding om maatregelen voor te stellen die excessieve leenverhoudingen tussen vennootschappen en hun aanmerkelijkbelanghouders ontmoedigen. Door gelden te lenen kan de aanmerkelijkbelanghouder de belastingheffing over deze gelden langdurig uitstellen of in sommige gevallen zelfs afstellen. Dit gegeven is aanleiding om dit belastinguitstel en mogelijke -afstel te voorkomen en terug te nemen.
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2023. De voorgestelde datum van inwerkingtreding biedt aanmerkelijkbelanghouders nog enige tijd de mogelijkheid om hun schuldenpositie terug te brengen tot ten hoogste € 500.000 met toepassing van de in de betreffende jaren geldende tarieven. Met dit signaal geeft het kabinet aan niet van plan te zijn om dga’s te gaan ontzien, ook na het coronatijdperk.
Dat blijkt ook uit de Bouwstenennotitie
In de Bouwstenen voor een beter belastingstelsel wordt ook het belasten van aanmerkelijkbelanghouders (ab-houders) en meer specifiek het belasten van directeuren-grootaandeelhouders (dga’s) aan de orde gesteld. In het publieke debat over het hervormen van ons belastingstelsel nam het belasten van de dga tot voor kort geen prominente plek in; waarschijnlijk omdat het wordt gezien als fiscaal technisch en ingewikkeld. Dit gebrek aan aandacht lijkt niet terecht. Er zijn in Nederland circa 400.000 ab-houders (waarvan circa 260.000 dga’s), samen goed voor een vermogen van ongeveer € 400 miljard in 2017. Mogelijk heeft de beperkte aandacht in het verleden ook te maken gehad met gebrek aan data en statistieken over het inkomen en vermogen van dga’s en ab-houders, maar dat gaat nu echt veranderen. Op 17 maart 2020 heeft het CPB voor de Haagse beleidsmakers al een aantal voorstellen gedaan voor een aanpassing van het fiscale dga-regime. De Bouwstenennotitie doet daar nog een stevige schep bovenop. De vraag is nu of de dga een fiscale schietschijf gaat worden voor de Haagse beleidsmakers. Hieronder bespreek ik in het kort de dga-voorstellen die in de Bouwstenennotitie zijn opgenomen. Ik sluit vervolgens af met een korte conclusie.
De maatregelen uit de Bouwstenennotitie
Verhoging van het box 2-tarief naar 30% of 35%
Doel: Globaal evenwicht tussen IB-ondernemers, dga’s en werknemers
Een verhoging van het box 2/tarief leidt ertoe dat het arbeidsinkomen en kapitaalinkomen van een dga gelijker worden belast. Dit vermindert de prikkel tot fiscaal gedreven inkomensverschuiving tussen arbeidsinkomen en kapitaalinkomen bij de dga en draagt op deze wijze bij aan een neutraler en minder verstorend belastingstelsel. Dit is in lijn met het advies van de Commissie Regulering van werk. Tegelijkertijd kan een verhoging van het box 2-tarief fiscaal gedreven winstinhouding op de langere termijn vergroten. Een verhoging van het tarief zal de belastingdruk op het inkomen van de dga verhogen, wat een negatief effect kan hebben op investeringen.
Een verhoging van het box 2-tarief leidt incidenteel tot hogere winstuitkeringen. Dit betreft anticipatiegedrag op de toekomstige hogere box 2-heffing.
Het grootste deel van de effecten van de onderhavige maatregel kan ook bereikt worden door het lage vpb-tarief te verhogen of af te schaffen. Het verhogen/afschaffen van het lage vpb-tarief heeft niet het nadeel van het uitlokken van meer uitstel.
Afschaffen van de doelmatigheidsmarge in de gebruikelijkloonregeling
Doel: Globaal evenwicht tussen IB-ondernemers, dga’s en werknemers
Het afschaffen van de doelmatigheidsmarge in de gebruikelijkloonregeling verkleint het voordeel voor de directeur-grootaandeelhouder (dga) en zorgt voor (meer) neutraliteit in het belastingstelsel. Een groter deel van het inkomen valt onder de progressieve heffing van box 1, waardoor voor dat bedrag ook geen uitstel van belastingheffing mogelijk is.
De doelmatigheidsmarge zorgt ervoor dat het arbeidsdeel van het inkomen van de dga naar verwachting te laag wordt vastgesteld. Dit werkt fiscaal gedreven inkomensschuiven in de hand, wat economisch verstorend werkt. Het afschaffen van de marge in de gebruikelijkloonregeling zorgt voor meer neutraliteit ten opzichte van box 1, vermindert belastinguitstel en leidt op deze wijze tot een neutraler en minder verstorend belastingstelsel en een meer gelijke behandeling van alle werkenden, zoals de Commissie Regulering van werk heeft geadviseerd.
Het afschaffen van de doelmatigheidsmarge heeft tot gevolg dat bij iedere dga die nu een (grote) marge hanteert het in aanmerking te nemen loon toeneemt. Afhankelijk van het marginale tarief in box 1 kan dit voor deze dga’s een lastenverzwaring tot gevolg hebben. Daarnaast kan een hoger in aanmerking te nemen loon gevolgen hebben voor de inkomensafhankelijke bijdragen en regelingen.
Versobering uitzondering van eigenwoningschulden van het wetsvoorstel ‘Excessief lenen bij eigen vennootschap’
Doel: voorkomen belastinguitstel in box 2 / globaal evenwicht box 1 en box 2
Leningen bij de eigen vennootschap worden (na invoering van het wetsvoorstel ‘Excessief lenen bij de eigen vennootschap’) belast met box 2-heffing voor zover het leenbedrag een bepaalde grens overstijgt. Eigenwoningschulden bij de eigen vennootschap worden uitgezonderd tot een waarde van € 1.090.000.
Door leningen boven een bepaalde grens te belasten als dividenduitkering wordt voorkomen dat de dga belastingvrij zijn draagkracht kan vergroten. Dit draagt bij aan een neutraler en minder verstorend belastingstelsel (IB-ondernemer versus ab-houder versus werknemer). Dit is in lijn met het advies van de Commissie Regulering van werk.
Voor bestaande schulden van dga’s geldt dat deze afgelost dienen te worden om niet belast te worden als voordeel uit ab. Dit vereist herfinanciering bij banken of uitkering van door de vennootschap opgebouwde winstreserves.
Lenen voor de eigen woning blijft mogelijk tot de grens van € 1.090.000. De gevolgen voor het eigenwoningbezit zijn daarmee vermoedelijk gering.
Verlagen van de schuldengrens bij het wetsvoorstel ‘Excessief lenen bij eigen vennootschap’ naar € 17.500
Doel: voorkomen belastinguitstel in box 2 / globaal evenwicht box 1 en box 2
In het wetsvoorstel worden schulden bij de eigen vennootschap belast met box 2-heffing voor het gedeelte dat € 500.000 overstijgt. De EWS is daarbij uitgezonderd. Deze grens kan (inclusief EWS) worden verlaagd tot maximaal € 17.500 om uitstel van belastingheffing in box 2 tegen te gaan.
Door leningen boven een bepaalde grens te belasten als dividenduitkering wordt voorkomen dat de dga belastingvrij zijn draagkracht kan vergroten. Dit draagt bij aan een neutraler en minder verstorend belastingstelsel (IB-ondernemer versus ab-houder versus werknemer). Dit is in lijn met het advies van de Commissie Regulering van werk.
Nieuwe eigenwoningschulden vallen onder wetsvoorstel ‘Excessief lenen bij eigen vennootschap’
Doel: voorkomen belastinguitstel in box 2 / globaal evenwicht box 1 en box 2
Conform de eerste aankondiging van het wetsvoorstel ‘Excessief lenen bij eigen vennootschap’ worden alle schulden boven de grens van € 500.000 belast met inkomstenbelasting in box 2. Schulden die kwalificeren als eigenwoningschuld voor de eigenwoningregeling worden in het wetsvoorstel volledig uitgezonderd. Dit kan worden versoberd, waardoor de uitzondering alleen nog van toepassing is op bestaande eigenwoningschulden, en niet meer op nieuwe eigenwoningschulden.
Door leningen boven een bepaalde grens te belasten als dividenduitkering wordt voorkomen dat de dga belastingvrij zijn draagkracht kan vergroten. Dit draagt bij aan een neutraler en minder verstorend belastingstelsel (IB-ondernemer versus ab-houder versus werknemer). Dit is in lijn met het advies van de Commissie Regulering van werk.
Tariefopstap in box 2
Doel: voorkomen belastinguitstel in box 2 / globaal evenwicht box 1 en box 2
Introductie van twee schijven in box 2 met een basistarief van 27% voor de eerste € 50.000 aan inkomsten per persoon en een tarief van 31% voor het meerdere. Hierdoor wordt de aanmerkelijkbelanghouder gestimuleerd om jaarlijks (een deel van) de jaarwinst uit te keren.
De maatregel stimuleert een dga om jaarlijks winst uit te keren. Omdat het (fiscaal) minder aantrekkelijk wordt voor vennootschappen met ab-houders om winst in te houden, vermindert dit de arbitragemogelijkheden. Dit is in lijn met het advies van de Commissie Regulering van werk.
Invoering fortaitair rendement box 2
Doel: voorkomen belastinguitstel in box 2 / globaal evenwicht box 1 en box 2
Voorheffing van jaarlijks 4% van het vermogen van de vennootschap. Aan het eind (bij verkoop) moeten alleen de werkelijk behaalde inkomsten belast zijn en dient er dus verrekening plaats te vinden (voorstel Commissie-Van Dijkhuizen).
De huidige situatie maakt het drijven van een onderneming in box 2 door belastinguitstel bij hogere winsten fiscaal aantrekkelijker dan ondernemen in box 1. Wanneer deze keuze fiscaal gedreven is, heeft dat effecten op de allocatie van de arbeidsmarkt en de productiviteit van de economie als geheel. Met deze maatregel gaan ondernemers in box 2 een deel van de box 2-belasting eerder betalen waardoor er minder sprake is van afstel.
Afschaffing DSR voor het aanmerkelijk belang in de IB voor vererving en schenking
Doel: voorkomen belastinguitstel in box 2
De doorschuifregeling (DSR) in de ab-sfeer regelt dat bij overdracht van een onderneming, onder voorwaarden, geen inkomstenbelasting over de vervreemdingswinst verschuldigd is. De verkrijgingsprijs van de aandelen wordt dan doorgeschoven naar de verkrijger.
Voor de faciliteiten voor schenking en vererving geldt een aanvullende eis dat een reële onderneming wordt gedreven. Het doel van de DSR is dan ook te voorkomen dat verschuldigde belasting reële bedrijfsopvolgingen, al dan niet via een vennootschap, in de weg staat.
Met name bij het drijven van een onderneming via een vennootschap leidt de DSR tot knelpunten. De systematiek omtrent inkomstenbelasting in box 2 moedigt reeds uitstel van winstuitdeling (en dus inkomstenbelasting) van de vennootschap aan de ab-houder aan en faciliteert deze. Middels de DSR is het mogelijk winstuitdeling (en dus inkomstenbelasting) uit te stellen ‘tot in het oneindige’.
Door faciliteiten met betrekking tot het doorschuiven af te schaffen of door faciliteiten te beperken die uitstel of de kans op afstel van heffing bevorderen, is oneindig uitstel van belastingheffing in box 2 niet meer mogelijk omdat bij overdracht afgerekend wordt.
De Invorderingswet 1990 biedt reeds een (rentedragende) faciliteit om acute belastingheffing te voorkomen daar waar dit tot reële problemen leidt. Eventueel kan gekeken worden naar een ruimere betalingsregeling.
Kleine aanmerkelijkbelangpakketten uitzonderen van BOR
Doel: evenwichtigere herverdeling
Deze maatregel spitst de BOR toe op ab-houders met een wezenlijk economisch belang en verhoogt zo de doeltreffendheid en doelmatigheid van de BOR. Daarmee heeft deze maatregel minimale economische gevolgen.
Verhuurd vastgoed standaard aanmerken als beleggingsvermogen voor de DSR en de BOR
Doel: evenwichtigere herverdeling, voorkomen van uitstel box 2-belasting
Voor de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) en doorschuifregelingen (DSR) wordt wettelijk vastgelegd dat aan derden verhuurd vastgoed beleggingsvermogen vormt. Onder verhuur wordt ook begrepen anderszins aan derden ter beschikking gesteld vastgoed. Vastgoed dat wordt gebruikt voor de eigen bedrijfsuitoefening blijft wel tot het ondernemingsvermogen behoren.
Deze maatregel sluit aan derden verhuurd of anderszins ter beschikking gesteld vastgoed uit van de BOR en DSR en vergroot hiermee de doelmatigheid van de regelingen. Door het karakter van een vastgoedonderneming is het risico klein dat de economische activiteit bij overdracht tot economische schade leidt.
Verlaging vrijstelling waarde going concern naar 25% en aftopping op € 5 miljoen in de BOR
Doel: evenwichtigere herverdeling
De bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) voor de schenk- en erfbelasting wordt versoberd:
- De vrijstelling van 100% voor het verschil tussen de liquidatiewaarde en de lagere waarde going concern blijft bestaan; en de totale vrijstelling over de waarde going concern wordt 25%.
- De omvang van de vrijstelling wordt afgetopt op € 5 miljoen ondernemingsvermogen.
- Om acute betaling van schenk- of erfbelasting bij bedrijfsopvolging te voorkomen blijft uitstel van betaling met tien jaar op grond van de Invorderingswet 1990 mogelijk.
Versobering van de vrijstelling verkleint het cadeau-effect en verkleint de economische verstoring. De BOR blijft een substantiële vrijstelling en behoudt zijn generieke karakter. De bestaande betalingsfaciliteit (Invorderingswet 1990) biedt uitkomst voor de gevallen waarin (acute) betaling van schenk- of erfbelasting een probleem vormt. Een negatief effect voor succesvolle bedrijfsoverdrachten wordt hiermee voorkomen.
Afschaffing van vrijstelling waarde going concern in de BOR
Doel: evenwichtigere herverdeling
- De bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) voor de schenk- en erfbelasting wordt gedeeltelijk afgeschaft.
- De vrijstelling voor het verschil tussen de liquidatiewaarde en de lagere waarde going concern blijft bestaan, maar de vrijstelling over de waarde going concern wordt afgeschaft.
- Om te voorkomen dat de acute betaling van schenk- of erfbelasting bij bedrijfsopvolging de continuïteit van de onderneming in gevaar kan brengen, blijft een betalingsregeling in de Invorderingswet 1990 bestaan.
Een groot deel van het budgettaire beslag van de BOR is ondoelmatig.
Afschaffing van de vrijstelling voor de waarde going concern neemt het cadeau-effect grotendeels weg en leidt dus tot efficiëntere inzet van publieke middelen. Overdracht van ondernemingen middels schenking/erving wordt (zwaarder) belast, maar de bestaande betalingsfaciliteit betekent dat ondernemingen niet hoeven te worden gestaakt als gevolg van onvoldoende liquide middelen.
Gebruikelijkkapitaalregeling
Doel: betere inschatting van arbeidsinkomen en kapitaalinkomen dga
Invoeren van een gebruikelijkkapitaalregeling, de gebruikelijkloonregeling wordt afgeschaft. Met de gebruikelijkkapitaalregeling wordt eerst het kapitaaldeel van de winst bepaald. Het restant van de winst wordt dan beschouwd als arbeidsinkomen. Het kapitaaldeel wordt met vpb belast en het arbeidsinkomen in box 1. De box 2-heffing blijft bestaan.
Fiscaal gedreven uitstel van winstneming wordt met dit systeem voorkomen. Ook worden inkomensverschuivingen aangepakt, mits de (gecumuleerde) tarieven ongeveer gelijk worden aan die van box 1, waardoor het systeem neutraler en minder verstorend wordt.
Rente over ingehouden winsten belasten in box 2
Doel: voorkomen uitstel van box 2-heffing
- Op het niveau van de ab-houder belasten van nettowinsten die niet worden uitgekeerd door de vennootschap.
- Wanneer een bv over de looptijd meer winst realiseert dan het aan dividend uitkeert, wordt een percentage hiervan (bijvoorbeeld 4%) bij ab-houders in aanmerking genomen als (toegerekend) rentevoordeel. Dit percentage wordt belast tegen het box 2-tarief.
De huidige situatie maakt het drijven van een onderneming in box 2 door belastinguitstel bij hogere winsten fiscaal aantrekkelijker dan ondernemen in box 1. Wanneer deze keuze fiscaal gedreven is heeft dat effecten op de allocatie van de arbeidsmarkt en de productiviteit van de economie als geheel.
Box 2-ondernemers gaan meer belasting betalen. Daarnaast zal een deel van de ab-houders sneller uitkeren waardoor ook afstel minder vaak zal voorkomen.
Conclusie
Een specifiek type ab-houder is de dga, waarvan er circa 260.000 zijn in Nederland. Een dga heeft meerdere petten op. Een dga is vergelijkbaar met een ondernemer die winst uit onderneming geniet (een IB-ondernemer), een werknemer die loon ontvangt en tegelijkertijd is de dga te vergelijken met een particuliere belegger. Ik erken dat tussen de belastingen op kapitaalinkomsten van dga’s, IB-ondernemers en beleggers een zeker evenwicht moet bestaan, net als tussen de belastingen op arbeidsinkomsten van de dga’s, IB-ondernemers en werknemers. Als vergelijkbare economische activiteiten te veel verschillend worden belast puur als gevolg van de gekozen rechtsvorm, biedt dat mogelijkheden tot belastingarbitrage. Maar dat weten we allemaal al lang. De grote vraag is wat de politiek straks met de dga’s van plan is. De voortekenen bedriegen niet, maar ik hoop oprecht dat de dga de komende tijd door de Haagse beleidsmakers niet tot fiscale schietschijf wordt gebombardeerd.