Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft tegen de aan hem in verband met een navorderingsaanslag IB/PVV in rekening gebrachte invorderingsrente beroep ingesteld bij Rechtbank Noord-Nederland. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard omdat de Ontvanger € 14 te veel aan invorderingsrente heeft berekend.

Hof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat de Rechtbank het beroep van X niet-ontvankelijk had moeten verklaren. De acceptgiro welke de Ontvanger aan X heeft toegezonden is geen beschikking in de zin van artikel 30, lid 1, IW 1990. Nu de Ontvanger niet op andere wijze het bedrag van de verschuldigde invorderingsrente aan X schriftelijk kenbaar heeft gemaakt, brengt dit het Hof tot de slotsom dat er geen voor bezwaar vatbare beschikking is waartegen X kon opkomen.

X betoogt in cassatie dat als er geen beschikking is, er ook geen titel voor invordering is en de betaalde invorderingsrente gerestitueerd moet worden.

A-G Wattel ziet als eerste mogelijkheid dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat er geen beschikking is omdat er geen schriftelijke beslissing is. Het Hof had het beroep dan niet slechts niet-ontvankelijk moeten verklaren, maar ook ofwel moeten verwijzen naar de burgerlijke restrechter voor een actie uit onverschuldigde betaling (artikel 8:71 Awb), ofwel de Ontvanger in de gelegenheid moeten stellen alsnog een geldige titel voor invordering te scheppen. De tweede mogelijkheid is dat het Hof twee brieven van de Ontvanger, die beide invorderingsrentebedragen specificeren, als beschikkingen, althans als kennisgevingen van bij beschikking vastgestelde rentebedragen, had moeten aanmerken en de bezwaren van X daartegen inhoudelijk had moeten behandelen. In beide gevallen is het cassatieberoep gegrond. De tweede mogelijkheid lijkt de A-G de meest aangewezen weg nu beide brieven volgens jurisprudentie van de Hoge Raad (desnoods) gezien kunnen worden als een voor bezwaar vatbare beschikking.

De A-G geeft de Hoge Raad in overweging het cassatieberoep gegrond te verklaren en de zaak terug te wijzen naar hetzelfde Hof voor een inhoudelijke beoordeling van de door X bestreden verschuldigdheid van invorderingsrente.

In de situatie dat een belastingschuldige een deel van zijn belastingschuld betaalt en dat niet binnen de daarvoor gestelde termijn doet, wordt die betaling door de Ontvanger afgeboekt. Bij de afboeking houdt de Ontvanger zich dan aan het bepaalde in artikel 7 IW 1990. Dat wil zeggen dat eerst wordt toegerekend aan de kosten, de invorderingsrente en tot slot aan de belastingaanslag. Vervolgens ontvangt de belastingschuldige veelal een brief van de Ontvanger waarin wordt aangegeven hoe de betaling is afgeboekt en dat er nog een bedrag openstaat. In die brief is veelal geen specificatie van het openstaande bedrag opgenomen en zeker geen rechtsmiddelverwijzing, zoals in deze zaak ook aan de orde is. Artikel 30 IW 1990 stipuleert dat de invorderingsrente bij een voor bezwaar vatbare beschikking moet worden vastgesteld. De Hoge Raad heeft al geoordeeld dat er geen sprake is van verschuldigde invorderingsrente indien deze niet bij beschikking is vastgesteld.

Beschikking

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2005-2013
Instantie
A-G
Datum instantie
31 augustus 2017
Rolnummer
17/00447
ECLI
ECLI:NL:PHR:2017:908
Auteur(s)
J.H.P.M. Raaijmakers
Raaijmakers Belastingadvies en Educatie
NLF-nummer
NLF 2017/2254
Aflevering
28 september 2017
Judoregnummer
JCDI:NFB718
bwbr0004770&artikel=30,bwbr0004770&artikel=30

Naar de bovenkant van de pagina