Direct naar content gaan

Samenvatting

Rechtbank Gelderland heeft het door X (belanghebbende) gedane verzet ongegrond verklaard en haar op verzoek een vergoeding van immateriële schade toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van het beroep. Vanwege deze beslissing heeft de Rechtbank de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) op de voet van artikel 8:75 Awb veroordeeld in de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand die X heeft gemaakt voor de behandeling van het verzet.

De Rechtbank heeft de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor het verzet op de voet van artikel 2, lid 1, onderdeel a, Bpb vastgesteld overeenkomstig de bij het besluit behorende bijlage.

X heeft cassatieberoep ingesteld met onder meer het betoog dat er geen rechtvaardiging bestaat voor het in onderdeel B1 van die bijlage gemaakte verschil in behandeling en dat het discriminatieverbod meebrengt dat de in punt 2 van dat onderdeel B1 vermelde waarde per punt wordt toegepast.

Dit betoog slaagt op de gronden die zijn vermeld in rechtsoverweging 5.2 tot en met 5.8 van het arrest van de Hoge Raad van 27 mei 2022 (21/02977, ECLI:NL:HR:2022:752).

De overige klachten worden met toepassing van artikel 81 Wet RO ongegrond verklaard.

De Hoge Raad doet de zaak af.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2022
Instantie
HR
Datum instantie
8 september 2023
Rolnummer
22/00951
ECLI
ECLI:NL:HR:2023:1180
Auteur(s)
mr. W.E. Nent
BDO
NLF-nummer
NLF 2023/2030
Aflevering
14 september 2023
Judoregnummer
JCDI:NFB5970
bwbr0005537&artikel=8:75,bwbr0005537&artikel=8:75,bwbr0006358&artikel=2,bwbr0006358&artikel=2

Naar de bovenkant van de pagina