Direct naar content gaan

Samenvatting

X is een uitzendbureau dat in de jaren 2010 en 2011 aan ongeveer 125 werknemers de mogelijkheid heeft geboden om een tweejarig BBL-traject te volgen. Ter zake daarvan heeft X afdrachtvermindering onderwijs geclaimd. De Inspecteur is van mening dat de afdrachtvermindering ten onrechte is geclaimd en heeft naheffingsaanslagen loonheffingen over 2010 en 2011 opgelegd.

Hof Den Haag liet de naheffingsaanslagen in stand. Het Hof volgde X niet in haar standpunt dat de Inspecteur niet bevoegd is voluit te toetsen of de BBL-opleiding Arbeidsmarkt Gekwalificeerd Assistent voldoet aan de daaraan in de Wet educatie en beroepsonderwijs (hierna: WEB) gestelde eisen. Naar ’s Hofs oordeel heeft X voorts niet aannemelijk gemaakt dat het praktijkdeel van de opleiding ten minste 60% van de studieduur in beslag neemt.

Het geschil in cassatie betreft onder meer de vraag of:

  • de Inspecteur bevoegd is inhoudelijk te toetsen aan de voorwaarden van de WEB; en
  • het Hof zich terecht op grond van artikel 8:46 Awb onbevoegd heeft verklaard getuigen op te roepen omdat X de namen van de getuigen niet met de Inspecteur wilde delen.

A-G Niessen geeft in zijn beschouwing weer in hoeverre de Inspecteur bevoegd is te toetsen aan de voorwaarden van artikel 14 Wva, dan wel aan de vereisten van de WEB. ’s Hofs oordeel dat X er niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat de beroepspraktijkvorming is gevolgd, is, als van feitelijke aard en niet onvoldoende gemotiveerd dan wel onbegrijpelijk, in cassatie onaantastbaar, aldus de A-G. ’s Hofs oordeel getuigt, afgezien van de onjuiste verwijzing naar artikel 8:46 Awb, niet van een onjuiste rechtsopvatting, aldus de A-G. Het ligt volgens de A-G niet voor de hand dat de wetgever heeft bedoeld toe te staan dat een getuige anoniem mag worden opgeroepen, waarmee impliciet anonieme getuigenissen zouden worden aanvaard.

Ook in deze conclusie behandelt A-G Niessen de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (hierna: Wva). De A-G betoogt dat de Inspecteur, die toetst of de in de Wva vermelde opleiding is gevolgd, in beginsel slechts mag controleren of diploma’s zijn uitgereikt aan de werknemers voor wie afdrachtvermindering is toegepast. Slechts indien geen diploma’s zijn uitgereikt kan volgens de A-G van dit uitgangspunt worden afgeweken en heeft de Inspecteur de bevoegdheid om te beoordelen of de beroepspraktijkvorming van die beroepsopleiding is gevolgd. Diploma’s zijn in de onderhavige procedure niet aanwezig, waardoor de A-G tot de conclusie komt dat de Inspecteur de beroepspraktijkvorming mag beoordelen.

Belanghebbende heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de beroepspraktijkvorming van de beroepsopleiding is gevolgd. Het oordeel van het Hof is feitelijk van aard en niet onvoldoende gemotiveerd dan wel onbegrijpelijk. Hierdoor is dit oordeel van het Hof volgens de A-G in cassatie onaantastbaar. De zienswijze van de A-G is voor discussie vatbaar. Dit middel is vanwege het belang uitgebreid besproken. Ik verwijs naar mijn noot bij de conclusie van de A-G in de zaak met nummer 16/03830 (NLF 2017/1391).

Metadata

Rubriek(en)
Loonbelasting
Belastingtijdvak
2010-2011
Instantie
A-G
Datum instantie
11 april 2017
Rolnummer
16/04810
ECLI
ECLI:NL:PHR:2017:352
Auteur(s)
mr. F. Aksoy
Belastingdienst
NLF-nummer
NLF 2017/1392
Aflevering
22 juni 2017
Judoregnummer
JCDI:NFB531
bwbr0005537&artikel=8:46,bwbr0005537&artikel=8:46,bwbr0005537&artikel=8:60,bwbr0005537&artikel=8:60,bwbr0007746&artikel=14,bwbr0007746&artikel=14

Naar de bovenkant van de pagina