Direct naar content gaan

Samenvatting

Met dit verzoek om een prejudiciële beslissing van het Tribunal d’arrondissement (Luxemburg) rijst de vraag, die zeer verschillend wordt beantwoord in de lidstaten van de EU, of de vergoeding van een bestuurder van een vennootschap voor zijn activiteiten als lid van een orgaan van een rechtspersoon een vergoeding vormt voor een zelfstandige economische activiteit in de zin van het btw-recht.

A-G Kokott geeft het HvJ in overweging om de prejudiciële vragen van het Tribunal d’arrondissement als volgt te beantwoorden:

1. Artikel 9, lid 1, jo. artikel 10 Btw-richtlijn moet aldus worden uitgelegd dat het bestaan van een zelfstandige economische activiteit moet worden vastgesteld aan de hand van een typologische vergelijking. Daarbij is in het kader van de vereiste algehele afweging bepalend of de betrokkene zelf een economisch risico draagt en een eigen economisch initiatief heeft, zoals een typische belastingplichtige, hetgeen de verwijzende rechter moet beoordelen.

2. Uit het beginsel van neutraliteit van de rechtsvorm volgt dat een natuurlijk persoon die lid is van een wettelijk voorgeschreven orgaan van een vennootschap en voor deze activiteit als lid van het orgaan een vergoeding ontvangt, in dit opzicht niet als zelfstandig economisch actief kan worden beschouwd.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2019
Instantie
A-G HvJ
Datum instantie
13 juli 2023
Rolnummer
C-288/22
ECLI
ECLI:EU:C:2023:590
Auteur(s)
prof. dr. A.H. Bomer
Vrije Universiteit/Tilburg University
NLF-nummer
NLF 2023/1718
Aflevering
3 augustus 2023
Judoregnummer
JCDI:NFB5916
bwbr0002629&artikel=7&lid=1,bwbr0002629&artikel=7&lid=1,bwbr0002629&artikel=7&lid=2,bwbr0002629&artikel=7&lid=2,celex32006l0112&artikel=10,celex32006l0112&artikel=10,celex32006l0112&artikel=267,celex32006l0112&artikel=267,celex32006l0112&artikel=9,celex32006l0112&artikel=9

Naar de bovenkant van de pagina