Direct naar content gaan

Samenvatting

X (nv; belanghebbende) is een naar Nederlands recht opgerichte nv waarvan de aandelen niet aan de beurs zijn genoteerd. De onderneming van X richt zich op het beheren van elektriciteits- en gasdistributienetwerken. Ter financiering van de overname van G heeft X op 11 november 2010 voor € 500.000.000 Fixed-to-Floating Rate Perpetual Capital Securities (hierna: de perpetuals) uitgegeven. De perpetuals stonden genoteerd aan de Amsterdamse beurs, Euronext Amsterdam.

In geschil is of de rentekosten ten aanzien van de perpetuals tot een bedrag van € 3.339.041 in aftrek komen op de belastbare winst over het jaar 2010.

Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden is dat het geval. Het heeft geoordeeld dat er sprake is van een terugbetalingsverplichting waarvan feitelijk niet volstrekt onaannemelijk is dat zij nagekomen zal (kunnen) worden. Gelet hierop oordeelt het Hof dat de perpetuals civielrechtelijk dienen te worden aangemerkt als een geldlening. Voor dat geval stelt de Inspecteur dat de geldverstrekking fiscaalrechtelijk dient te worden gekwalificeerd als een ‘deelnemerschapslening’ op grond waarvan de op de perpetuals betaalde vergoeding evenmin voor aftrek in aanmerking komt. De lening is – aldus de Inspecteur – aangegaan onder zodanige voorwaarden dat deze feitelijk functioneert als eigen vermogen van X (artikel 10, lid 1, onderdeel d, Wet VpB 1969). Ook dit standpunt heeft het Hof verworpen. De rente is niet afhankelijk van de winstgevendheid van X, aldus het Hof.

De staatssecretaris van Financiën heeft cassatieberoep ingesteld maar volgens A-G Wattel is dat ongegrond. De (feitelijke) oordelen van het Hof zijn volgens de A-G juist en niet onvoldoende gemotiveerd of onbegrijpelijk.

Na Rechtbank en Hof concludeert ook A-G Wattel dat de perpetuals fiscaalrechtelijk als vreemd vermogen kwalificeren en dat geen sprake is van een deelnemerschapslening. De rente kan dan in aftrek worden gebracht.

Eigen vermogen of vreemd vermogen

De staatssecretaris is van mening dat de perpetuals als eigen vermogen moeten worden aangemerkt. Na de Rechtbankuitspraak heeft de staatssecretaris dat standpunt ook vastgelegd in het besluit van 29 augustus 2017.

In zijn conclusie geeft de A-G een helder overzicht van de wetgeving, rechtspraak en literatuur ten aanzien van de civielrechtelijke kwalificatie van de perpetuals. Hij concludeert dat de civielrechtelijke kwalificatie niet geheel helder is en dat de verschillende kwalificaties elkaar ook niet lijken uit te sluiten. Misschien zijn de perpetuals civielrechtelijk zowel ‘verbruikleen’, ‘altijddurende rente’ als ‘geldlening’. Het is echter naar zijn mening duidelijk dat er een terugbetalingsplicht is, al kan de hoofdsom door de geldverstrekker niet worden opgeëist. En daarmee is ook de conclusie duidelijk. Uit het arrest van de Hoge Raad van 8 september 2006 volgt immers dat de geldverstrekking fiscaalrechtelijk als geldlening kwalificeert wanneer sprake is van een terugbetalingsplicht. Ik kan me daar geheel in vinden.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2010
Instantie
A-G
Datum instantie
22 februari 2019
Rolnummer
18/03178
ECLI
ECLI:NL:PHR:2019:169
Auteur(s)
prof. mr. dr. A.C.P. Bobeldijk
Loyens & Loeff/Nyenrode Business Universiteit
NLF-nummer
NLF 2019/0654
Aflevering
21 maart 2019
Judoregnummer
JCDI:NFB2347
bwbr0002672&artikel=10&lid=1,bwbr0002672&artikel=10&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina