Direct naar content gaan

Samenvatting

De Belgische fairness tax is ingevoerd met ingang van het jaar 2014. Vennootschappen moeten de fairness tax betalen wanneer zij dividenden uitkeren die niet in hun uiteindelijke fiscale resultaat zijn opgenomen omdat zij gebruikmaken van bepaalde belastingvoordelen waarin de nationale belastingregeling voorziet. De fairness tax is ook van toepassing op niet-ingezeten vennootschappen die in België opereren via een vaste inrichting in plaats van een dochteronderneming.

De onderhavige procedure gaat over de gevolgen van de beslissing van het Grondwettelijk Hof om, ondanks de vernietiging van de fairness tax, de gevolgen van de vernietigde bepalingen te handhaven voor (onder meer) de aanslagjaren 2015 en 2016. Voor deze aanslagenjaren heeft Volvo Group, voorafgaand aan het vernietigingsarrest, bezwaar gemaakt.

Ongeacht het feit dat het niet duidelijk is op welke wijze de belastbare grondslag van de fairness tax voor de buitenlandse vennootschappen met een Belgische inrichting dient te worden vastgesteld, staat wel vast dat deze bepaling nog steeds van toepassing is voor de aanslagjaren 2015 en 2016 ingevolge de handhavingsbeslissing van het Grondwettelijk Hof.

Dit betekent dat deze (gehandhaafde) bepaling, niettegenstaande zij niet duidelijk de belastbare grondslag bepaalt, moet worden uitgelegd. De verwijzende rechter (Hof van Beroep, Gent) heeft over deze kwestie een prejudiciële vraag gesteld aan het HvJ.

Metadata

Rubriek(en)
Europees belastingrecht
Belastingtijdvak
2015-2016
Instantie
HvJ
Datum instantie
24 oktober 2023
Rolnummer
C-436/23
Auteur(s)
W. Boei LLM
Deloitte / Erasmus Universiteit Rotterdam
NLF-nummer
NLF 2023/2749
Aflevering
7 december 2023
Judoregnummer
JCDI:NFB6117
bwbv0001506&artikel=49,bwbv0001506&artikel=49

Naar de bovenkant van de pagina