Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Deze uitspraak is onderdeel van een cluster van zaken (21/4332 t/m 21/4338).

De FIOD heeft in de jaren 2017 tot en met 2019 een onderzoek uitgevoerd, naar onder meer belanghebbenden X en Y, onder de naam Citrus. Het onderzoek richtte zich op het voorhanden hebben, dan wel daarbij betrokken zijn, van rooktabak buiten een accijnsgoederenplaats, waarover geen accijns in Nederland is betaald. Naar aanleiding van het onderzoek zijn aan X en Y over het tijdvak van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2019 naheffingsaanslagen accijns opgelegd van elk na bezwaar € 62.657.635 en belastingrentebeschikkingen tot elk € 1.725.148. X is indirect enig aandeelhouder en bestuurder van Y (bv).

Rechtbank Zeeland-West-Brabant verbindt geen gevolgen aan het niet door de Inspecteur overleggen van alle op de zaak betrekking hebbende stukken, omdat de naheffingsaanslagen en de belastingrentebeschikkingen worden vernietigd. De Rechtbank oordeelt – ondanks de omstandigheid dat de strafrechter anders heeft geoordeeld – dat van een groot gedeelte van de tabak niet aannemelijk is gemaakt dat sprake was van rooktabak in de zin van artikel 32 Wet Accijns. Van de overige tabak is niet aannemelijk gemaakt dat X en Y deze voorhanden hebben gehad. Verder hebben X en Y elk recht op een vergoeding van immateriële schade van € 1.000.

Metadata

Rubriek(en)
Accijnzen
Belastingtijdvak
2017-2019
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
9 november 2023
Rolnummer
21/4332; 21/4333
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2023:7857
Auteur(s)
mr. E.M. van Doornik
Loyens & Loeff
NLF-nummer
NLF 2024/0023
Aflevering
2 januari 2024
Judoregnummer
JCDI:NFB6174
bwbr0005251&artikel=32,bwbr0005251&artikel=32

Naar de bovenkant van de pagina