Direct naar content gaan

Samenvatting

Apple heeft geen staatssteun van de Ierse regering gekregen en hoeft de miljardenboete die is opgelegd door de Europese Commissie niet te betalen. Dat heeft het Gerecht van de Europese Unie (het Gerecht) op 15 juli 2020 geoordeeld. De Europese Commissie (de Commissie) kan nog in hoger beroep gaan.

In 2016 nam de Commissie een besluit over twee fiscale rulings van de Ierse belastingautoriteiten (Irish Revenue) van 29 januari 1991 en 23 mei 2007 ten gunste van Apple Sales International (ASI) en Apple Operations Europe (AOE). ASI en AOE zijn wel opgericht in Ierland, maar aldaar geen fiscaal inwoner. ASI en AOE oefenden ondernemingen uit in Ierland via hun Ierse vaste inrichtingen.

Het Gerecht stelt in zijn uitspraak dat de Commissie er niet in is geslaagd om volgens de geldende juridische vereisten te bewijzen dat Apple economisch voordeel heeft genoten van zijn belastingafspraken met Ierland. Mitsdien is er volgens het Gerecht geen sprake van verboden staatssteun in de zin van artikel 107 VWEU.

Na het Starbucks-arrest betreft dit wederom een arrest waarin het Gerecht beslist dat de Commissie weliswaar mag toetsen of een fiscale ruling waarin een zakelijke winst wordt vastgesteld staatssteun oplevert, maar dat de Commissie dan ook wel moet bewijzen dat er daadwerkelijk sprake is van een selectief voordeel. Aan dat laatste heeft de Commissie een hele kluif, zo blijkt ook hier weer.

Een verschil met de Starbucks-zaak is dat het in de Apple-zaak geen onderlinge relaties tussen groepsvennootschappen betreft, maar de verhouding hoofdhuis-vaste inrichting. Een ander verschil is dat Ierland ten tijde van de belastingafspraken in kwestie geen zakelijkheidsbeginsel in zijn fiscale wetgeving had gecodificeerd. In de Apple-zaak speelt daardoor nog nadrukkelijker de vraag of de Commissie in de analyse gebruik mocht maken van een zakelijkheidsbeginsel en zo ja, of de Commissie dat op een juiste manier heeft gedaan.

Metadata

Rubriek(en)
Europees belastingrecht
Belastingtijdvak
2003-2014
Instantie
Gerecht van de EU
Datum instantie
15 juli 2020
Rolnummer
T‑778/16 en T‑892/16
ECLI
ECLI:EU:T:2020:338
Auteur(s)
dr. M.J. van Hulten LLM
Lubbers, Boer & Douma/Tilburg University
NLF-nummer
NLF 2020/1753
Aflevering
6 augustus 2020
Judoregnummer
JCDI:NFB3638
bwbr0002672&artikel=8b,bwbr0002672&artikel=8b&lid=1,bwbv0001506&artikel=107,bwbv0001506&artikel=107

Naar de bovenkant van de pagina