Direct naar content gaan

Samenvatting

De (fiscale) partner van X (belanghebbende) is in 2006 gestart met een eenmanszaak in kinderkleding. De partner is in 2013 failliet gegaan. Na het faillissement heeft X de schulden van de onderneming betaald door middel van (onder meer) een verhoging van de hypothecaire lening op de woning.

In zijn aangiften IB/PVV 2012 en 2013 heeft X een bedrag van respectievelijk € 26.649 en € 60.478 aan negatief resultaat uit overige werkzaamheden aangegeven. De aanslag IB/PVV 2012 is conform de aangifte opgelegd. Naar aanleiding van de aangifte 2013 heeft de Inspecteur vragen gesteld. X heeft daarop verklaard dat de aangegeven negatieve resultaten uit overige werkzaamheden samenhangen met de betaling van de schulden van de onderneming, waarvoor X (mede) aansprakelijk is gesteld. De Inspecteur heeft de in aftrek gebrachte negatieve resultaten uit overige werkzaamheden met een navorderingsaanslag (2012) en bij de aanslagregeling (2013) gecorrigeerd.

In geschil is (voor 2012) of de Inspecteur bevoegd is tot navordering en (voor beide jaren) of de afwaardering terecht is geweigerd.

Volgens Hof Den Bosch is het mogelijk dat de aangifte voor 2012 (toch) juist is, ook al vermeldt de aangifte een (hoog) negatief resultaat uit overige werkzaamheden. Hieraan doet niet af dat de aangifte ondanks daarop betrekking hebbende uitworpredenen geautomatiseerd is afgedaan, omdat ook dan de niet-onwaarschijnlijke mogelijkheid bestaat dat de aangifte op dit punt juist is. Het Hof heeft voorts geoordeeld dat de afwaardering terecht is geweigerd omdat een onzakelijk debiteurenrisico is gelopen. Het is er in dit verband van uitgegaan dat de door X betaalde bedragen hebben geleid tot regresvorderingen van X op zijn partner.

X heeft met vijf middelen cassatieberoep ingesteld. Het eerste middel bestrijdt het oordeel van het Hof dat de Inspecteur beschikt over een nieuw feit. Volgens A-G Niessen is dit middel gegrond. De uitworp houdt in dat de Inspecteur erop wordt gewezen dat een onderdeel van de aangifte ‘verdacht’ is en aandacht dient te krijgen. Het signaal indiceert dat nu juist niet sprake is van de niet onwaarschijnlijke kans dat de aangifte juist is.

Het cassatieberoep is volgens de A-G gegrond voor zover het betrekking heeft op de navorderingsaanslag IB/PVV 2012. De overige middelen falen, aldus de A-G.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2012-2013
Instantie
A-G
Datum instantie
25 november 2020
Rolnummer
20/01121
ECLI
ECLI:NL:PHR:2020:1121
Auteur(s)
mr. N. van den Hoek
Jaeger Advocaten-belastingkundigen
NLF-nummer
NLF 2021/0113
Aflevering
14 januari 2021
Judoregnummer
JCDI:NFB4048
bwbr0002320&artikel=16,bwbr0002320&artikel=16,bwbr0011353&artikel=3.90,bwbr0011353&artikel=3.90

Naar de bovenkant van de pagina