Direct naar content gaan

Samenvatting

Stichting X (belanghebbende) is een woningcorporatie die vanaf 1 januari 2008 integraal belastingplichtig is voor de vennootschapsbelasting. De discussie in de onderhavige zaak betreft de vraag hoe de overlopende (of transitorische) rente op de fiscale openingsbalans moet worden verwerkt.

X heeft op haar fiscale openingsbalans 2008 de marktwaarde van haar langlopende schulden (leningen o/g) bepaald door de toekomstige uitgaande kasstromen contant te maken en heeft de overlopende rente betreffende 2007 onder de kortlopende schulden gepassiveerd. Een en ander conform een vaststellingsovereenkomst (hierna: VSO), die de (meeste) woningcorporaties en ook X met de fiscus hebben gesloten.

Bij Hof Arnhem-Leeuwarden was in geschil of de waardering van de leningen o/g per 1 januari 2009 op grond van de foutenleer of de algemene beginselen van behoorlijk bestuur kan worden verlaagd ten opzichte van de onherroepelijke waardering per einde 2008.

Het Hof acht sprake van een foutenleerfout die hersteld kan worden in 2009 en is niet toegekomen aan het beroep van X op de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

De staatssecretaris heeft met één middel cassatieberoep ingesteld.

Voor wat betreft de uitleg door het Hof van de VSO merkt A-G Wattel op dat die uitleg is voorbehouden aan de feitenrechter. De uitleg is volgens de A-G geenszins onbegrijpelijk. De A-G acht een beroep op de foutenleer mogelijk. De waarderingsfout moet in het oudste nog openstaande jaar (2009) hersteld worden. Indien de Hoge Raad anders oordeelt, hoeft de zaak niet te worden verwezen om het onbehandeld gebleven beroep op de beginselen van behoorlijk bestuur te doen behandelen. Het beroep op die beginselen kan volgens de A-G tot niets leiden als een beroep op de foutenleer niet mogelijk is. Gevallen waarin de aanslag al onherroepelijk vast staat, zijn nu eenmaal niet gelijk aan gevallen waarin dat niet zo is.

Conclusie: het cassatieberoep is ongegrond.

Inzet van de deze procedure is de openingsbalanswaardering van de schulden van een woningcorporatie die per 1 januari 2008 integraal belastingplichtig is geworden. Daarbij wordt geprocedeerd over het jaar 2009 en staat de toepassing van de foutenleer centraal in combinatie met de uitleg van de tussen de woningcorporatie en de Belastingdienst gesloten vaststellingsovereenkomst (Vaststellingsovereenkomst 2 ‘Belastingplicht Woningcorporaties’ van 23 januari 2009, hierna: VSO2).

De zaak is tamelijk complex; in mijn noot in NLF 2018/0848 heb ik de kwestie uitvoerig belicht. Ik zal dat hier niet herhalen en volsta na een korte duiding van de zaak met de wat mij betreft opvallendste punten uit de conclusie van A-G Wattel.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2009
Instantie
A-G
Datum instantie
21 september 2018
Rolnummer
18/01686
ECLI
ECLI:NL:PHR:2018:1037
Auteur(s)
drs. G.J.W. de Ruiter
Deloitte
NLF-nummer
NLF 2018/2218
Aflevering
25 oktober 2018
Judoregnummer
JCDI:NFB1902
bwbr0002672&artikel=8,bwbr0002672&artikel=8,bwbr0011353&artikel=3.25,bwbr0011353&artikel=3.25

Naar de bovenkant van de pagina