Samenvatting
Het Urgenda-arrest van de Hoge Raad en de ommezwaai van de Raad van State in de toeslagenzaken, hebben schokgolven in de juridische wereld teweeggebracht. De vraag is of deze trend zich doorzet naar de fiscale wereld. Om de macht van de wetgever te beteugelen, dient het toetsingsverbod van artikel 120 GW te worden opgeheven en zou Nederland volgens Gerard Meussen een constitutioneel hof moeten introduceren. Dat zal de kwaliteit van (fiscale) wetgeving doen verbeteren, waarbij de wetgever ook meer oog zal krijgen voor ongewenste onevenredige gevolgen van voorgenomen maatregelen.
NLF-W artikel
1. Inleiding
In NLF-W 2021/38 heeft Coen Maas een zeer interessante beschouwing geschreven over Amerikaanse constitutionele toetsing, om daarmee een inkijkje te geven hoe de wereld er uit zou zien als wij in Nederland een rechtssysteem van constitutionele toetsing zouden hebben in het belastingrecht. Ik heb zijn bijdrage met plezier gelezen en het heeft mij het nodige inzicht verschaft in het functioneren van het Amerikaanse rechtssysteem.
Eerder heb ik een pleidooi gehouden voor de introductie van een constitutioneel gerechtshof in Nederland. De onderhavige bijdrage kan enerzijds worden gezien als een reactie op het artikel van Maas en anderzijds als een poging om de discussie over constitutionele toetsing in het belastingrecht verder aan te wakkeren. Daar ligt overigens de presumptie aan ten grondslag dat bij een mogelijkheid van constitutionele toetsing door de Hoge Raad, dan wel de aanwezigheid van een constitutioneel hof in Nederland, de rechter eerder zou ingrijpen in fiscale zaken en de wetgever eerder zou overrulen, dan thans het geval is. De these van Maas is, gebaseerd op de ervaringen in de Verenigde Staten aangaande constitutionele toetsing, dat dit nu juist niet het geval is. En dat constitutionele toetsing, onderaan de streep, in verhouding tot het huidige stelsel in Nederland, in feite niets of nauwelijks iets oplevert.