Direct naar content gaan

Samenvatting

In zijn aangifte IB/PVV 2015 heeft X (belanghebbende) specifieke zorgkosten in aanmerking genomen als persoonsgebonden aftrek. Daarbij heeft hij onder meer kosten voor een natriumbeperkt dieet van zijn echtgenote opgevoerd. De Inspecteur heeft deze kosten niet geaccepteerd omdat X geen dieetverklaring heeft overgelegd.

Rechtbank Noord-Holland heeft geoordeeld dat X ter zitting zijn standpunt met betrekking tot de aftrek van extra kosten van een op medisch voorschrift gehouden dieet heeft laten vallen.

Hof Amsterdam heeft geoordeeld dat de dieetkosten niet meer in hoger beroep aan de orde kunnen worden gesteld. Het Hof heeft daartoe overwogen dat het standpunt van X over dieetkosten uitdrukkelijk en ondubbelzinnig door zijn gemachtigde ter zitting van de Rechtbank is prijsgegeven.

Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld. Volgens hem is het oordeel van het Hof onbegrijpelijk dan wel onvoldoende gemotiveerd.

De klacht slaagt. X heeft van aanvang af aanspraak gemaakt op aftrek van dieetkosten op de voet van artikel 6.17, lid 1, aanhef en onderdeel f, Wet IB 2001. Uit de gedingstukken is niet af te leiden dat hij tot aan het hoger beroep in die aanspraak dieetkosten van zichzelf had betrokken. De omstandigheid dat de gemachtigde ter zitting van de Rechtbank het standpunt ter zake van dieetkosten van de echtgenote heeft laten varen, laat onverlet dat X voor het eerst in hoger beroep aanspraak op aftrek van dieetkosten van zichzelf kan maken.

Het andersluidende oordeel van het Hof is onbegrijpelijk.

De zaak is verwezen naar Hof Amsterdam voor de behandeling van het geschilpunt of X recht heeft op aftrek van kosten van een op medisch voorschrift gehouden dieet.

Uit oogpunt van rechtszekerheid is een rechter verplicht om alle door een rechtzoekende aangevoerde grieven te behandelen. Dit is alleen anders indien de behandeling van een grief geen procesbelang meer heeft, bijvoorbeeld in het geval dat de toewijzing van het primaire standpunt het beroep doet slagen zodat (meer) subsidiaire grieven geen andere uitkomst van de procedure kunnen bewerkstelligen, dan wel indien de rechtzoekende een bepaalde grief intrekt. Met betrekking tot de intrekking heeft de Hoge Raad geoordeeld dat in verband met de mogelijkheid van misverstand of onberadenheid, en in verband met de regel dat een ingetrokken standpunt in beginsel niet wederom in hogere instantie mag worden opgevoerd, een standpunt slechts dan als ter zitting ingetrokken kan worden aangemerkt indien de belanghebbende uitdrukkelijk en ondubbelzinnig verklaart dat standpunt in te trekken. In de onderhavige procedure gaat het niet om de begrippen ‘uitdrukkelijk en ondubbelzinnig’ maar om het begrip ‘standpunt’.

Aan de orde was of belanghebbende zijn grief had ingetrokken. Gezegd moet worden dat deze procedure nogal verrassend verliep. In de aangifte inkomstenbelasting van belanghebbende waren onder andere kosten voor een natriumbeperkt dieet van zijn echtgenote opgevoerd. Klaarblijkelijk heeft de gemachtigde van belanghebbende dit standpunt tijdens de rechtbankzitting laten vallen. In hoger beroep bij het Hof komt belanghebbende met een nieuw standpunt, namelijk dat de dieetkosten hemzelf betreffen. Hiertoe overlegt hij een dieetverklaring. Het Hof oordeelt dat nu in beroep het standpunt betreffende de aftrek van de dieetkosten is ingetrokken, belanghebbende in hoger beroep niet hierop mag terugkomen.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2015
Instantie
HR
Datum instantie
26 juni 2020
Rolnummer
19/05651
ECLI
ECLI:NL:HR:2020:1110
Auteur(s)
mr. I. de Roos
Van Bavel advocaten
NLF-nummer
NLF 2020/1582
Aflevering
16 juli 2020
Judoregnummer
JCDI:NFB3573
bwbr0011353&artikel=6.17&lid=1,bwbr0011353&artikel=6.17&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina