Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Politieke column

Rond de formatietafel voor een nieuw kabinet gaat het momenteel over grondrechten en de rechtsstaat. Deze serieuze onderwerpen hebben een sterke fiscale connotatie. De grondwettelijke borging van belastingheffing is immers recentelijk een keuzemenuutje gebleken. De thans nog voorliggende belasting zonder wet is in dit verband het dieptepunt. Ook de steeds maar terugkerende terugwerkende kracht van belastingmaatregelen én de kaderwetten met uitgewerkte kernelementen in lagere regelgeving staan op gespannen voet met onze grondwet. Tot voor kort interesseerde het niemand in de politieke arena een biet. Nu de PVV de grootste partij in de Tweede Kamer is, is de grondwet opeens wel actueel. Dat kan twee etiketten krijgen: hypocriet, of goed nieuws. We beginnen 2024 opgetogen: het is goed nieuws!

Wijzigingen aanbrengen in de structuur en de totstandkoming van onze belastingwetgeving zijn de huidige topprioriteiten. In de schaduw van deze belangwekkende ontwikkelingen dienen zich echter ook alweer wat kleinere fiscale thema’s aan. Als de formerende partijen eraan toe zijn, ligt er onder andere een beslispunt over de belastingrente. Afgelopen jaar knetterde het snoeihard op de burelen van het ministerie van Financiën over de belastingrente (NLF-P 2023/8). De perverse prikkel om de uitvoeringskosten van de Belastingdienst te financieren met de opbrengst van de belastingrente leidt tot de rariteit dat verlaging van die rente tegelijkertijd een bezuiniging op de Belastingdienst impliceert.

De ambtelijke bonje van een klein jaar geleden heeft geleid tot een voorstel om de belastingrente voortaan in zowel de begroting als in de begrotingsspelregels te behandelen zoals belastingen. De koppeling met de Belastingdienst zou daarmee verleden tijd zijn. De ambtenaren hebben hun keuteltje gelegd. Zij hopen op een uitkomst die toekomstige onderlinge ruzie voorkomt. In het ambtelijke advies is echter vergeten ook de benarde positie van belastingplichtigen te belichten. De belachelijk hoge rentepercentages per 1 januari 2024 van 10% (vennootschapsbelasting) en 7,5% (overige belastingen) worden namelijk totaal niet aangekaart.

Het is best voorstelbaar om in een diffuus politiek klimaat en in een wereld op drift niet gelijk over de belastingrente te piepen. Daar heb ik wel begrip voor. Wie echter dan toch over de belastingrente begint, mag wel wat verder kijken dan het eigen belang. Lobbyisten en brancheverenigingen gaan over deelbelangen. Zij zijn kennelijk niet meer alleen.

Voor de formerende parlementariërs is het zaak niet alle adviezen voor zoete koek te slikken. De voorgestelde begrotingsspelregels zijn voor belastingheffing bijvoorbeeld niet steeds in het belang van de parlementariërs zelf. De belastingontvangsten mogen in beginsel lekker meedeinen met de economische ontwikkeling (automatische stabilisatie). De budgettaire gevolgen van fiscale beleidsmutaties liggen daarentegen gedurende de kabinetsperiode vast in het inkomstenkader. Elke afwijking van dat kader vergt een corrigerende maatregel.

Door deze spelregels krijgen parlementariërs in wezen een budgettair harnas aangemeten, waardoor hun speelruimte voor belastingwijzigingen in financieel opzicht zeer gering is. Als je elk jaar vanuit het kabinet een belastingplan maakt en dus het belastingstelsel wijzigt, is een budgettair harnas richting parlementariërs vals spel. Het kabinet fietst er immers zelf herhaaldelijk een ‘kadercorrectie’ in, waarmee het harnas naar eigen inzichten wat wordt verruimd of versmald. Oftewel, het inkomstenkader dient er in de praktijk hoofdzakelijk voor om parlementariërs in hun wetgevingstaak te beperken.

De werking van dat inkomstenkader moet bovendien volgens ambtenaren zelfs worden verbreed. Het idee is nu om in de aanstaande kabinetsperiode grondslagversmalling van een nieuwe maatregel als een soort extra beleidsmutatie te zien. Deze valt dan ook onder het inkomstenkader. Let wel: over grondslagverbreding heeft niemand het. 

Het oordeel ‘onaanvaardbare grondslagversmalling’ of ‘aanvaardbare ontvangstdip’ is niet gespeend van willekeur. Onnavolgbare budgettaire begrotingsspelregels liggen te vaak ten grondslag aan grondwettelijke belastingdwalingen. Wie het laatste niet meer wil, moet het eerste zeker niet omarmen.

Metadata

Rubriek(en)
Overig
Publicatiedatum
16 januari 2024
NLF-nummer
NLF-P 2024/1
Auteur(s)
mr. dr. M.P.A. Spanjers
Spanjers

Naar de bovenkant van de pagina