Direct naar content gaan

Samenvatting

De Oostenrijkse BM vordert terugbetaling van de omzetbelasting die zij van 1 oktober 2013 tot en met 31 oktober 2018 heeft betaald over de programmavergoeding die zij naar nationaal recht doorlopend moest betalen voor het ontvangen van radio- of televisie-uitzendingen door de Oostenrijkse omroeporganisatie (ORF). BM betoogt dat de nationale wetgeving, volgens welke de programmavergoeding aan omzetbelasting is onderworpen, in strijd is met het Unierecht.

Het Verwaltungsgerichtshof (Oostenrijk) heeft over deze zaak aan het HvJ prejudiciële vragen gesteld.

Volgens A-G Szpunar staan artikel 2, lid 1, onder c, Btw-richtlijn gelezen in samenhang met artikel 378, lid 1, Btw-richtlijn alsmede artikel 151, lid 1, Toetredingsakte er niet aan in de weg dat Oostenrijk naast de ORF-programmavergoeding een extra heffing int ter compensatie van het verlies aan btw-inkomsten dat voortvloeit uit het recht van de openbare radio-en-televisieorganisatie om de belasting af te trekken die wordt betaald over de goederen en diensten die deze organisatie verwerft ten behoeve van haar met de opbrengst van die programmavergoeding gefinancierde activiteiten.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
1 oktober 2013 t/m 31 oktober 2018
Instantie
A-G HvJ
Datum instantie
25 mei 2023
Rolnummer
C‑249/22
ECLI
ECLI:EU:C:2023:438
Auteur(s)
mr. A. Vroon
Ministerie van Financiën
NLF-nummer
NLF 2023/1308
Aflevering
15 juni 2023
Judoregnummer
JCDI:NFB5811
celex32006l0112&artikel=2,celex32006l0112&artikel=2,celex32006l0112&artikel=378,celex32006l0112&artikel=378

Naar de bovenkant van de pagina