Direct naar content gaan

Samenvatting

Consortium Remi Group Bulgarije heeft bij de Bulgaarse belastingdienst een verzoek ingediend tot verrekening van ten onrechte betaalde en geïnde btw-bedragen. Het verzoek werd echter afgewezen omdat het was ingediend na het verstrijken van de vervaltermijn (vijf jaar) overeenkomstig de Bulgaarse wet op de omzetbelasting. De Varhoven administrativen sad (Bulgarije) vraagt zich onder andere af of het neutraliteitsbeginsel en artikel 90 Btw-richtlijn zich verzetten tegen deze vervaltermijn en heeft aan het HvJ een aantal prejudiciële vragen gesteld.

Het HvJ verklaart het volgende voor recht:

‘1. Artikel 90 Btw-richtlijn moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een regeling van een lidstaat waarin een vervaltermijn voor de indiening van een verzoek tot terugbetaling van de btw is neergelegd dat voortvloeit uit een verlaging van de maatstaf van heffing van de btw bij gehele of gedeeltelijke niet-betaling, waarvan het verstrijken tot gevolg heeft dat een onvoldoende zorgvuldige belastingplichtige wordt gestraft, mits deze termijn pas ingaat op de datum waarop deze belastingplichtige, zonder blijk te geven van onzorgvuldigheid, zijn recht op verlaging heeft kunnen uitoefenen. Bij gebreke van nationale bepalingen over de wijze waarop dit recht kan worden uitgeoefend, moet de belastingplichtige de aanvang van die vervaltermijn met een redelijke mate van waarschijnlijkheid kunnen achterhalen.

2. Artikel 90, lid 1, en artikel 273 Btw-richtlijn, gelezen in samenhang met het beginsel van fiscale neutraliteit en het evenredigheidsbeginsel, moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich er, wanneer specifieke nationale bepalingen ontbreken, tegen verzetten dat de belastingdienst de verlaging van de maatstaf van heffing van de btw bij gehele of gedeeltelijke niet-betaling van een door een belastingplichtige uitgereikte factuur afhankelijk stelt van de voorwaarde dat deze belastingplichtige de oorspronkelijke factuur voorafgaandelijk corrigeert en zijn schuldenaar vooraf in kennis stelt van zijn voornemen om de btw te annuleren, wanneer die belastingplichtige die correctie niet tijdig kan doorvoeren zonder dat deze onmogelijkheid hem kan worden toegerekend.

3. Artikel 90, lid 1, Btw-richtlijn, gelezen in samenhang met het beginsel van fiscale neutraliteit, moet aldus worden uitgelegd dat een eventueel recht op verlaging van de maatstaf van heffing van de btw bij gehele of gedeeltelijke niet-betaling van een door een belastingplichtige uitgereikte factuur recht geeft op terugbetaling van de door hem voldane btw, vermeerderd met vertragingsrente, en dat, wanneer in de regeling van een lidstaat niet nader is bepaald op welke wijze de eventueel verschuldigde rente wordt geheven, de aanvangsdatum voor de berekening van deze rente wordt gevormd door de datum vanaf wanneer de belastingplichtige zijn recht op die verlaging uitoefent in het kader van de aangifte voor het op dat tijdstip lopende belastingtijdvak.’

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2006-2012 en 2020
Instantie
HvJ
Datum instantie
29 februari 2024
Rolnummer
C-314/22
ECLI
ECLI:EU:C:2024:183
Auteur(s)
mr. M.W.C. Soltysik
Belastingdienst
NLF-nummer
NLF 2024/0796
Aflevering
2 april 2024
Judoregnummer
JCDI:NFB6320
bwbv0001506&artikel=267,bwbv0001506&artikel=267,celex32006l0112&artikel=273,celex32006l0112&artikel=273,celex32006l0112&artikel=90,celex32006l0112&artikel=90

Naar de bovenkant van de pagina