Direct naar content gaan

Samenvatting

X woonde in 1998-2001 in Portugal en hield toen een aanmerkelijk belang in een in Nederland gevestigde BV die IT-opdrachten verwierf en personeel in- en uitleende.
Aan X zijn aanslagen IB/PVV 1998, 2000 en 2001 opgelegd, waarin onder meer fictief loon (artikel 12a Wet LB) is begrepen.
In deze cassatieprocedure gaat A-G Wattel in op de vraag of het belastingverdrag met Portugal de Inspecteur verhindert om over voornoemde jaren fictief loon bij X in aanmerking te nemen.
Het belastingverdrag met Portugal (1999) is van later datum dan de fictiefloonregeling (1997).
Concreet is de vraag aan de orde of onder ‘beloning’ en ‘verkregen’ in de artikelen 15 en 16 van het verdrag ook fictief genoten loon wordt begrepen.
Volgens de A-G is dat niet het geval. De eenzijdige Nederlandse invulling van deze termen is hiervoor onvoldoende nu niet gebleken is dat de verdragspartner wist van en instemde met toepassing van deze fictie voor het verdrag.
Van ambtswege merkt de A-G op dat het belastingverdrag met Portugal pas van toepassing is vanaf 1 januari 2001, zodat het niet gold in de litigieuze jaren 1998 en 2000.
Het belastingverdrag verhindert daarom alleen heffing over fictief loon in 2001.
Dit leidt ertoe dat het cassatieberoep tegen de uitspraak van Hof Den Bosch volgens de A-G gegrond is voor het jaar 2001 en ongegrond voor de jaren 1998 en 2000.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Internationaal belastingrecht
Belastingtijdvak
1998, 2000, 2001
Instantie
A-G
Datum instantie
28 april 2016
Rolnummer
15/04977, 15/04980 en 15/04982
ECLI
ECLI:NL:PHR:2016:369
bwbr0002471&artikel=12a

Naar de bovenkant van de pagina