Samenvatting
In deze bijdrage gaat Lex van Heijningen in op de (rol van de) natuurlijk persoon in het kader van de antihybridemismatchmaatregelen. Achtereenvolgens gaat hij na of een natuurlijk persoon kan kwalificeren als gelieerd, welke rol de natuurlijk persoon inneemt in de context van de samenwerkende groep en hoe de natuurlijk persoon zich verhoudt tot de gestructureerde regeling. Dit leidt tot de conclusie dat er een lacune bestaat in de Nederlandse toepassingsvoorwaarden voor de antihybridemismatchmaatregelen. Vervolgens analyseert hij of deze lacune kan worden ondervangen met een richtlijnconforme interpretatie.
NLF-W artikel
1. Inleiding
De Wet implementatie tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking (hierna: ATAD2) is per 1 januari 2020 in werking getreden. Sindsdien kent de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet VpB 1969) een afdeling 2.2A, met daarin enkele artikelen die dienen ter bestrijding van hybride mismatches (hierna: antihybridemismatchmaatregelen). De oorsprong van deze antihybridemismatchmaatregelen ligt in het BEPS-project van de OECD, in het bijzonder ‘BEPS Action 2: Neutralising the effects of hybrid mismatch arrangements’ (hierna: BEPS Action 2).
De antihybridemismatchmaatregelen zijn op grond van de Nederlandse wettekst alleen van toepassing indien de aftrek zonder betrekking in de heffing of de dubbele aftrek (hierna ook: hybride mismatch) ontstaat tussen de belastingplichtige en een aan hem gelieerd lichaam, tussen hoofdhuis en vaste inrichting, tussen twee of meer vaste inrichtingen van hetzelfde lichaam of uit hoofde van een gestructureerde regeling. Bij een nadere bestudering van de Nederlandse invulling van deze uit ATAD2 afkomstige toepassingsvoorwaarden dringt zich de vraag op of ze ook betrekking (moeten) hebben op natuurlijke personen.