Direct naar content gaan

Samenvatting

Een erflater heeft in zijn testament bepaald dat zijn kind (enig) erfgenaam is. Het kind verwerpt de nalatenschap. Tot de nalatenschap behoort een onderneming en het verwerpende kind had een geslaagd beroep op de bedrijfsopvolgingsregeling in de SW 1956 (hierna: BOR) kunnen doen. Na de verwerping verkrijgt een kleinkind van de erflater als erfgenaam de onderneming. Het kleinkind doet een beroep op de BOR.

Vraag

Hoe wordt bij toepassing van artikel 30 SW 1956 omgegaan met de BOR, indien een erfgenaam diens nalatenschap, waartoe ondernemingsvermogen behoort, verwerpt en deze nalatenschap vervolgens door een ander – die de BOR toepast – wordt verkregen?

Antwoord

Bij toepassing van artikel 30 SW 1956 wordt de heffing van erfbelasting zoals die plaats zou vinden zonder verwerping, vergeleken met de heffing zoals die plaatsvindt na de verwerping. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat op zowel de verkrijging door de verwerper als die door de uiteindelijke erfgenaam de BOR van toepassing is. Tevens wordt er voorshands van uitgegaan dat de verwerper voldoet aan het voortzettingsvereiste van artikel 35e SW 1956. Als de uiteindelijke erfgenaam niet aan het voortzettingsvereiste voldoet, wordt de vergelijking gemaakt waarbij zowel voor de verwerper als de uiteindelijke erfgenaam de BOR niet van toepassing is.

Metadata

Rubriek(en)
Schenk- en erfbelasting
Belastingtijdvak
2023 e.v.
Instantie
Belastingdienst
Datum instantie
24 november 2023
Rolnummer
KG:063:2023:40
Auteur(s)
mr. T.C. Hoogwout
Erasmus Universiteit Rotterdam / Zelfstandig belastingadviseur
NLF-nummer
NLF 2023/2806
Aflevering
14 december 2023
Judoregnummer
JCDI:NFB6129
bwbr0002226&artikel=30,bwbr0002226&artikel=30&lid=1,bwbr0002226&artikel=35e,bwbr0002226&artikel=30,bwbr0002226&artikel=35e

Naar de bovenkant van de pagina