Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

De Ontvanger heeft X (belanghebbende) bij beschikking van 20 april 2020 een vergoeding van € 2 aan wettelijke rente toegekend (de beschikking) over de door hem verleende vermindering van dwangbevelkosten. De vergoeding vloeit voort uit een fiscaal geschil.

Bij brief van 31 mei 2020 heeft X bezwaar gemaakt tegen de vergoeding van € 2 omdat hij van mening is dat de in de brief van 20 april 2020 genoemde rentevergoeding onzorgvuldig en ongemotiveerd is.

Hof Den Haag oordeelt dat de belastingrechter bevoegd is om over de rentebeschikking te oordelen. Afdeling 4.4 Awb met betrekking tot de regeling van bestuursrechtelijke geldschulden is van toepassing. Uit artikel 4:102, lid 1, Awb volgt dat wettelijke rente moet worden vergoed over de termijn tussen de betaling en de terugbetaling, dus over de gehele periode waarin X het geld niet onder zich heeft gehad. De rentebeschikking is te laag vastgesteld. Het Hof kent X geen proceskostenvergoeding toe omdat het niet aannemelijk is dat professionele rechtsbijstand is ingeroepen.

De uitspraak van Rechtbank Den Haag wordt vernietigd, behoudens de beslissing over de vergoeding van het griffierecht. De rentevergoeding wordt vastgesteld op een bedrag van € 753.

Metadata

Rubriek(en)
Invordering
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
7 december 2017 t/m 4 december 2019
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
16 augustus 2022
Rolnummer
21/00725
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2022:1541
NLF-nummer
NLF 2022/1744
Aflevering
8 september 2022
bwbr0005537&artikel=4:102,bwbr0005537&artikel=4:102,bwbr0005537&artikel=4:98,bwbr0005537&artikel=4:98,bwbr0005537&artikel=4:99,bwbr0005537&artikel=4:99

Naar de bovenkant van de pagina