Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Op 21 februari 2017 heeft het Zeeuwse bedrijf Euro-Mit Staal bv (hierna: EMS) overeenkomstig artikel 211, lid 1, onderdeel a, CDW bij de Nederlandse douaneautoriteit een aanvraag ingediend voor een vergunning voor de actieve veredeling van bepaald elektrostaal met georiënteerde korrel van Japanse oorsprong.

Op 27 februari 2017 heeft deze autoriteit het dossier krachtens artikel 259, lid 1, UDWU aan de Europese Commissie toegezonden en haar verzocht de economische voorwaarden te onderzoeken.

Op 2 mei 2017 is tijdens de zesde bijeenkomst van de douanedeskundigengroep, afdeling ‘Andere bijzondere regelingen dan douanevervoer’, de kwestie van de economische voorwaarden besproken en de daaropvolgende stemming is gunstig uitgevallen. Op basis daarvan concludeerde de Commissie dat er was voldaan aan de economische voorwaarden voor de vergunning actieve veredeling (hierna: litigieuze conclusie).

Diezelfde dag heeft de Nederlandse douaneautoriteit de vergunning voor actieve veredeling aan EMS afgegeven voor de periode van 2 mei 2017 tot en met 1 mei 2020.

Op 12 juli 2017 hebben thyssenkrupp Electrical Steel GmbH (Duitsland) en thyssenkrupp Electrical Steel Ugo (Frankrijk) (hierna: TES 1 en TES 2) bij deze autoriteit bezwaren ingediend tegen de verlening van deze vergunning. TES 1 en TES 2 zijn van mening dat hierdoor de wezenlijke belangen van de producenten in de Unie kunnen worden geschaad.

De Nederlandse douaneautoriteit heeft verklaard dat zij ‘verplicht’ was de gevraagde vergunning te verlenen, omdat zij rekening moest houden met de litigieuze conclusie.

TES 1 en TES 2 zijn van mening dat hierdoor de wezenlijke belangen van de producenten in de Unie kunnen worden geschaad.

Het Gerecht van de EU (2 juli 2018, T‑577/17 (thyssenkrupp Electrical Steel en thyssenkrupp Electrical Steel Ugo/Commissie), ECLI:EU:T:2018:411, niet gepubliceerd) heeft het verzoek tot nietigverklaring van de litigieuze conclusie echter verworpen.

Met hun hogere voorziening verzoeken TES 1 en TES 2 om vernietiging van de beschikking van het Gerecht.

Het HvJ wijst de hogere voorziening af. Het Gerecht heeft terecht geoordeeld dat de litigieuze conclusie geen voor beroep vatbare handeling in de zin van artikel 263 VWEU vormt, ook al werden TES 1 en TES 2, zoals zij stellen, door de litigieuze conclusie rechtstreeks en individueel geraakt.

Metadata

Rubriek(en)
Douane
Belastingtijdvak
2017
Instantie
HvJ
Datum instantie
22 april 2021
Rolnummer
C‑572/18 P
ECLI
ECLI:EU:C:2021:317
Auteur(s)
mr. G.J. van Slooten
Deloitte
NLF-nummer
NLF 2021/0985
Aflevering
13 mei 2021
Judoregnummer
JCDI:NFB4320
bwbv0001506&artikel=263,bwbv0001506&artikel=263

Naar de bovenkant van de pagina