Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

De Arubaanse Landsverordening grondbelasting kent een bijzondere heffingstechniek, waarbij initieel voor een periode van vijf jaar zowel waardevaststelling plaatsvindt als vaststelling van de aanslagen.

X (belanghebbende) is eigenaar van een stuk grond met daarop een opstal in Aruba (hierna: de onroerende zaak). Voor de periode 2017-2021 is de waarde voor de onroerende zaak vastgesteld. Deze waarde is overigens niet in geschil.

Per 1 januari 2019 is als gevolg van een wetswijziging het belastingtarief van de grondbelasting verhoogd van 0,4% naar 0,6%. Met dagtekening 31 mei 2019 is aan X een aanslag in de grondbelasting voor het jaar 2019 opgelegd op basis van een tarief van 0,6%.

In geschil is, kort samengevat, of de verhoging van het tarief gedurende de vijfjaarsperiode is toegestaan.

Bij tussenuitspraak van 4 februari 2022 (ECLI:NL:OGEEA:2022:15) heeft het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld. De Hoge Raad heeft deze vragen bij beslissing van 14 april 2023 beantwoord (22/00456, ECLI:NL:HR:2023:488, NLF 2023/0871, met noot van Rekwest).

De (eerste) vraag of de aanslag met dagtekening 31 mei 2019 is aan te merken als een tweede aanslag voor het belastingjaar 2019 heeft de Hoge Raad ontkennend beantwoord. De tweede vraag behoefde daarom geen beantwoording. De derde vraag heeft de Hoge Raad aldus beantwoord dat de wetswijziging op stelselniveau geen onaanvaardbare inbreuk vormt op artikel 1 EP en niet in strijd is met de Staatsregeling.

Het Gerecht heeft thans einduitspraak gedaan en daarbij de door de Hoge Raad gegeven antwoorden op de prejudiciële vragen geïmplementeerd. Alvorens dat te doen heeft het Gerecht de context aangegeven waartegen die implementatie plaatsvindt, alsook de beperkte bewegingsvrijheid die het Gerecht daarbij heeft. Daarbij heeft het Gerecht onder andere gewezen op het feit dat de Hoge Raad reeds zelf de eigen prejudiciële beslissing heeft toegepast in een vergelijkbare zaak (14 april 2023, 21/04088, ECLI:NL:HR:2023:571, NLF 2023/0902).

In zijn uitspraak gaat het Gerecht uitgebreid in op de door X aangevoerde grieven tegen de prejudiciële beslissing van de Hoge Raad. Het Gerecht concludeert dat het geen reden ziet om af te wijken van de door de Hoge Raad gegeven prejudiciële beslissing en evenmin om opnieuw prejudiciële vragen te stellen.

Met inachtneming en toepassing van de prejudiciële beslissing van de Hoge Raad is het beroep van X ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Heffingen Caribisch Koninkrijk
Belastingtijdvak
2019
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Aruba
Datum instantie
8 augustus 2023
Rolnummer
AUA202002936
ECLI
ECLI:NL:OGEAA:2023:127
Auteur(s)
dr. mr. G.D. Rekwest
University of Curaçao
NLF-nummer
NLF 2023/1935
Aflevering
31 augustus 2023
Judoregnummer
JCDI:NFB5959

Naar de bovenkant van de pagina