Samenvatting
In deze bijdrage besteedt Eddo Hageman aandacht aan het toepassingsbereik van de foutenleer. Dit naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 11 december 2020 (19/03169, ECLI:NL:HR:2020:1989), waarin de Hoge Raad oordeelde dat het niet doen van aangifte geen invloed heeft op de winstberekening. De conclusie van de auteur is dat de foutenleer in die zaak wel van toepassing had moeten zijn.
NLF-W artikel
1. Inleiding
In deze bijdrage besteed ik aandacht aan het spanningsveld tussen de navorderingsbevoegdheid van de Inspecteur enerzijds en de toepassing van de foutenleer anderzijds. Na een inleidende paragraaf, stel ik mijzelf eerst de vraag of beide herstelmethoden inderdaad in elkaars vaarwater zitten, of dat het eigenlijk om gescheiden circuits gaat. Vervolgens ga ik dieper in op het toepassingsbereik van de foutenleer. Directe aanleiding is het arrest van de Hoge Raad van 11 december 2020. Daarin oordeelde de Hoge Raad dat de foutenleer niet kon worden toegepast in een geval waarin de Inspecteur vennootschapsbelasting had geheven over het verschil tussen de verkoopopbrengst en de boekwaarde van een woning, maar de afschrijvingen in de voorgaande jaren niet in aanmerking waren genomen bij de belastingheffing. Maar ook oudere jurisprudentie waarin de reikwijdte van de foutenleer centraal staat, passeert de revue.