Dit besluit (Stcrt. 8 november 2021, 45440) wijzigt het besluit van 22 december 2017, 2017-16288 (Stcrt. 2017, 72177). De aanwijzing voor denksporten als vorm van actieve sportbeoefening in onderdeel 2.6 van post b.3 (het geven van gelegenheid tot sportbeoefening) vervalt. Dit is het gevolg van het oordeel van het HvJ dat het kaartspel bridge geen sport is in de zin van de Btw-richtlijn (ECLI:EU:C:2017:814, NLF 2017/2532, met noot van Vroon).
In dit kader vervalt ook in onderdeel 2.2 van post b.3 het voorbeeld van een ruimte die speciaal is ingericht voor de beoefening van bridge als sportaccommodatie.
Deze wijzigingen gelden per 1 januari 2022.
BRON
Omzetbelasting. Toelichting Tabel I. Wijziging van het besluit van 22 december 2017, nr. 2017-16288
Directoraat-generaal Belastingdienst/Corporate Dienst Vaktechniek Besluit van 28 oktober 2021, nr. 2021-22773
De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.
Dit besluit wijzigt het besluit van 22 december 2017, nr. 2017-16288 (Stcrt. 2017, 72177). De aanwijzing voor denksporten als vorm van actieve sportbeoefening in onderdeel 2.6 van post b 3 (het geven van gelegenheid tot sportbeoefening) vervalt. Dit is het gevolg van het oordeel van het Hof van Justitie EU dat het kaartspel bridge geen sport is in de zin van de btw-richtlijn. In dit kader vervalt ook in onderdeel 2.2 van post b 3 het voorbeeld van een ruimte die speciaal is ingericht voor de beoefening van bridge als sportaccommodatie. Deze wijzigingen gelden per 1 januari 2022. Stcrt. 2017, 72177
ARTIKEL I
Stcrt. 2017, 72177 Het besluit van 22 december 2017, nr. 2017-16288 (Stcrt. 2017, 72177) wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan paragraaf 1 wordt een alinea toegevoegd, luidende:
Stcrt. 2021, 45440 Dit besluit werd gewijzigd bij besluit van 28 oktober 2021, nr. 2021-22773, (Stcrt. 2021, 45440). In onderdeel 2.6 van post b 3 (het geven van gelegenheid tot sportbeoefening en baden) vervalt met ingang van 1 januari 2022 de aanwijzing voor denksporten (zoals bridge, schaken, dammen en go) als vorm van actieve sportbeoefening vanwege een te verwaarlozen lichamelijke component; in onderdeel 2.2 vervalt met ingang van 1 januari 2022 het voorbeeld van een ruimte die speciaal is ingericht voor de beoefening van bridge.
B
In onderdeel 2.2 van post b 3 komt de laatste zin van de eerste alinea te luiden:
Voorbeelden zijn: een ijs-, ski-, kart-, bowling- en golfbaan, een manege, een sporthal, een atletiekbaan en een fitnesscentrum.
C
In onderdeel 2.6.2 van post b 3 wordt de laatste zin van de eerste alinea vervangen door:
Vanwege een te verwaarlozen lichamelijke component is het beoefenen van denksporten (zoals bridge, schaken, dammen en go) met ingang van 1 januari 2022 niet meer aan te merken als actieve sportbeoefening.
ARTIKEL II
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2022.
Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag,
De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst,
Hoofddirecteur Fiscale en Juridische Zaken
H.G. Roodbeen,
TOELICHTING
In artikel I, onderdeel A, wordt aan paragraaf 1 een alinea toegevoegd ter toelichting van de wijzigingen via dit besluit.
De in artikel I, onderdelen B en C opgenomen wijzigingen betreffen aanpassingen vanwege de uitspraak van het Hof van Justitie EU van 26 oktober 2017, zaak C-90/16 (The English Bridge Union Limited). Naar aanleiding van het arrest was in het besluit van 22 december 2017 bij de sportaanduiding van denksporten in een voetnoot aangekondigd dat een heroverweging van de duiding zal plaatsvinden. In de desbetreffende brief van de Staatssecretaris van 31 augustus 2020 zijn de Voorzitters van de Tweede en Eerste Kamer der Staten-Generaal geïnformeerd dat de sportaanduiding voor denksporten per 1 januari 2022 wordt aangepast in het beleidsbesluit toelichting tabel I. De aanpassing betekent dat de beoefening van denksporten met ingang van 1 januari 2022 niet langer meer onder de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, onderdeel e, van de Wet op de omzetbelasting 1968 kan worden gerangschikt. De datum van 1 januari 2022 stelt belanghebbenden in de gelegenheid zich hierop voor te bereiden en indien mogelijk en gewenst een tijdig verzoek in te dienen voor toepassing van de btw-vrijstelling voor kleine ondernemers indien hun omzet onder de € 20.000 op jaarbasis blijft. In overleg met NOC*NSF en de overkoepelende bonden zijn partijen die dit aangaat geïnformeerd over deze mogelijkheid.
Aanwijzing 6.25 Aanwijzingen voor de regelgeving Artikel II regelt de datum van inwerkingtreding van de onderhavige wijzigingen. Dit besluit is na de inwerkingtreding terstond uitgewerkt en bevat daarom geen vervalbepaling (zie)
De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst,