Direct naar content gaan

Samenvatting

De WOZ-waarde van de woning van X (belanghebbende) is per waardepeildatum 1 januari 2018 vastgesteld op € 291.000. Rechtbank Noord-Holland heeft het beroep van X ongegrond verklaard.

X stelt in hoger beroep dat de Rechtbank ten onrechte is voorbijgegaan aan zijn beroep op artikel 40 Wet WOZ en artikel 7:4, lid 4, en 6:17 Awb. Zo is er geen grondstaffel overgelegd en is geen inzicht gegeven op welke wijze is gecorrigeerd voor secundaire objectkenmerken, noch hoe de indexatie is bepaald naar de waardepeildatum.

Hof Amsterdam gaat in op de reikwijdte van voornoemde artikelen. Het Hof is van oordeel dat artikel 6:17 Awb niet een zelfstandige verplichting voor het bestuursorgaan bevat om in de bezwaarfase bepaalde stukken aan de gemachtigde toe te zenden. Het Hof verwerpt voorts de grief dat de Heffingsambtenaar zijn verplichtingen ingevolge artikel 7:4 Awb en artikel 40 Wet WOZ niet is nagekomen. Het Hof verwijst in dit verband mede naar zijn uitspraak van 22 februari 2022 (21/00253, ECLI:NL:GHAMS:2022:499, NLF 2022/0485).

De Heffingsambtenaar en de taxateur van de gemeente hebben volgens het Hof onvoldoende duidelijkheid verschaft over de door hen toegepaste systematische waardebepaling, die bovendien de indruk zou kunnen wekken dat is toegerekend naar de vastgestelde WOZ-waarde. Dit betekent dat de door de Heffingsambtenaar vastgestelde WOZ-waarde onvoldoende is onderbouwd. Aangezien geen van beide partijen de door hen verdedigde waarde aannemelijk heeft gemaakt, bepaalt het Hof de waarde schattenderwijs op € 280.000.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2019
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
15 maart 2022
Rolnummer
21/00176
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2022:1433
NLF-nummer
NLF 2022/1026
Aflevering
26 mei 2022
bwbr0005537&artikel=6:17,bwbr0005537&artikel=6:17,bwbr0005537&artikel=7:4,bwbr0005537&artikel=7:4,bwbr0007119&artikel=17,bwbr0007119&artikel=17,bwbr0007119&artikel=40,bwbr0007119&artikel=40

Naar de bovenkant van de pagina