Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Een in 1915 geboren vrouw was tot januari 2010 eigenaresse van een appartement. Het betreft een serviceflat waarvoor ze circa 800 euro per maand aan servicekosten betaalde. De waarde van het appartement is per waardepeildatum 1 januari 2007 vastgesteld op 166.000 euro. In de procedure voor de Rechtbank is de waarde aan de hand van een door de heffingsambtenaar overgelegd taxatierapport verminderd tot 150.000 euro. Het Hof heeft de waarde verminderd tot 100.000 euro. De gemeente Zwolle heeft tegen de Hof-uitspraak cassatieberoep ingesteld.
Het Hof heeft in onderdeel 4.7 van zijn uitspraak geoordeeld dat de heffingsambtenaar niet heeft voldaan aan de op hem rustende last te bewijzen dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. De heffingsambtenaar heeft volgens het Hof ten onrechte gebruik gemaakt van referentiepanden die geen onderdeel zijn van een servicecomplex. Gelet op de aard en de functie van een serviceflat acht het Hof aannemelijk dat de “meestbiedende koper” op de markt van serviceflats een andere is dan de “meestbiedende koper” op de markt van “gewone” appartementen, waarbij aannemelijk is dat de prijsvorming voor beide categorieën appartementen in belangrijke mate afwijkend is.
Het Hof heeft partijen laten weten dat in de uitspraak van 9 november 2010 een onjuistheid is geslopen en heeft aan partijen een gerectificeerde uitspraak gezonden waarin overweging 4.7 is gewijzigd.
De Hoge Raad overweegt dat het Hof aan de uitspraak van 9 november 2010 geen wijzigingen meer mocht aanbrengen, tenzij sprake zou zijn van verbetering van een kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent. Van een zodanige fout is in dit geval geen sprake. De Hoge Raad laat de gewijzigde uitspraak daarom in cassatie buiten beschouwing.
Het Hof is er volgens de Hoge Raad terecht vanuit gegaan dat bij de bepaling van de WOZ-waarde van een serviceflat geen rekening wordt gehouden met de waardedrukkende invloed van de verplichting tot het betalen van servicekosten waartegenover de bewoner van die flat persoonlijke diensten ontvangt.
De Hoge Raad vat onderdeel 4.7 van de Hof-uitspraak zodanig op dat - ook na eliminatie van de waardedrukkende invloed van de verplichting tot het betalen van servicekosten - de markt voor serviceflats van dien aard is dat voor deze flats gelet op de aard en de functie daarvan, prijzen worden betaald die in belangrijke mate lager zijn dan de prijzen die betaald worden voor overigens vergelijkbare flats. Het Hof heeft daarbij kennelijk in aanmerking genomen dat de behoefte waarin voorheen door serviceflats als de onderhavige werd voorzien sterk is teruggelopen, en dat die ontwikkeling veel meer te maken heeft met het gehele concept van de serviceflat dan met de servicekosten. De Hoge Raad acht dit oordeel juist. Een omstandigheid die de marktpositie van de onroerende zaak zelf beïnvloedt, blijft bij het waarderingsvoorschrift van artikel 17, lid 2, van de Wet WOZ niet buiten aanmerking.
Het cassatieberoep van Zwolle wordt ongegrond verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2008
Instantie
HR
Datum instantie
3 februari 2012
Rolnummer
10/05475
ECLI
ECLI:NL:HR:2012:BV2583
bwbr0005537&artikel=8:77&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina