Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) exploiteert een fitnesscentrum met een apart horecagedeelte. De Inspecteur heeft van X over het tijdvak 2010 na een boekenonderzoek omzetbelasting nageheven. Tevens is een vergrijpboete opgelegd. X heeft beroep en hoger beroep ingesteld.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat recht bestaat op aftrek van voorbelasting in verband met belaste verhuur. De overgelegde huurovereenkomsten vermelden niet dat is gekozen voor de optie belaste verhuur en facturen met omzetbelasting ontbreken.

X stelt dat ter zake van in december 2010 ontvangen bedragen, die betrekking hebben op sportabonnementen die zijn ingegaan op of na 1 januari 2011, ten onrechte omzetbelasting is nageheven. Het Hof oordeelt echter dat sprake is van vooruitbetalingen voor bepaalbare prestaties die in 2011 plaats (kunnen) hebben. Alsdan bepaalt artikel 65 Btw-richtlijn, neergelegd in artikel 13, lid 2, Wet OB 1968, dat de omzetbelasting uiterlijk verschuldigd is op het moment waarop de vergoedingen voor de prestaties door X zijn ontvangen, in casu december 2010.

Ook overigens is het hoger beroep inzake de naheffingsaanslag ongegrond.

Het Hof is van oordeel dat sprake is van grove schuld nu X voorbelasting in aftrek brengt terwijl zij ten aanzien van die aftrek niet de beschikking heeft over facturen. Ook brengt zij structureel onjuiste bedragen aan omzetbelasting in aftrek of voldoet zij omzetbelasting in verkeerde tijdvakken. Het Hof acht de boete passend en geboden.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie tegen deze uitspraak verworpen onder verwijzing naar artikel 81 Wet RO (20/00361)

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2010
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
24 december 2019
Rolnummer
19/00407
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:11016
NLF-nummer
NLF 2020/0128
Aflevering
9 januari 2020
celex32006l0112&artikel=65,bwbr0002629&artikel=13&lid=2,bwbr0002629&artikel=13&lid=2

Naar de bovenkant van de pagina