Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (nv; belanghebbende) is gevestigd op Aruba en onderdeel van E. In 1987 is tot exploitatie van een hotel op Aruba een Illinois limited partnership ‘A’ aangegaan tussen X en C als limited partners en B als general partner. X en A zijn in 1989 een management agreement (MA) aangegaan over het door haar voor A te voeren hotelmanagement. X ontvangt daarvoor fees van A en berekent haar kosten door aan A. X heeft geen belasting op bedrijfsomzetten (BBO) voldaan over de doorberekende kosten en de ontvangen fees. Op 1 januari 2003 zijn X en E een Services Agreement aangegaan, op basis waarvan E aan X de diensten levert die zij nodig heeft om haar hotelmanagementdiensten ingevolge de MA aan A te kunnen leveren. E ontvangt daarvoor het overgrote deel van hetgeen X ontvangt van A. De Inspecteur heeft X naheffingsaanslagen BBO 2012 opgelegd.

In geschil is of X als ondernemer, en daarmee als belastingplichtige voor de BBO is aan te merken. X meent van niet, omdat volgens haar niet voldaan is aan twee essentiële voorwaarden:

  1. deelname door middel van economische activiteiten aan het maatschappelijke ruilverkeer van Aruba; en
  2. zelfstandig verrichten van die activiteiten.

Het Gerecht in eerste aanleg van Aruba is tot de conclusie gekomen dat X ondernemer is voor de BBO, net zoals daarna in hoger beroep het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (GHvJ).

Tegen dit laatste oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld bij de Hoge Raad, maar de Hoge Raad verklaart dit ongegrond.

Het oordeel van het GHvJ kan, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, in cassatie niet op juistheid worden getoetst. Het oordeel is ook niet onbegrijpelijk en evenmin ontoereikend gemotiveerd, aldus de Hoge Raad. Conform Conclusie A-G Wattel (NLF 2018/0570, met noot van Adeler).

In onderhavig arrest lijkt de Hoge Raad het concordantiebeginsel ook voor het Caribisch-Nederlandse belastingrecht te introduceren. Dat is op zich merkwaardig, omdat artikel 39 Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden het concordantiebeginsel enkel tot het Caribisch-Nederlandse civiele en strafrecht beperkt:

‘Het burgerlijk en handelsrecht, de burgerlijke rechtsvordering, het strafrecht, de strafvordering, het auteursrecht, de industriële eigendom, het notarisambt, zomede bepalingen omtrent maten en gewichten worden in Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten zoveel mogelijk op overeenkomstige wijze geregeld.’

Metadata

Rubriek(en)
Heffingen Caribisch Koninkrijk
Belastingtijdvak
2012
Instantie
HR
Datum instantie
29 november 2018
Rolnummer
17/01640
ECLI
ECLI:NL:HR:2018:2202
Auteur(s)
dr. mr. G.D. Rekwest
Erasmus Universiteit Rotterdam
NLF-nummer
NLF 2019/0087
Aflevering
10 januari 2019
Judoreg
NFB2121

Naar de bovenkant van de pagina