Direct naar content gaan

Samenvatting

Stichting X (belanghebbende) beheert een natuurpark dat toegankelijk is voor publiek. Het park is te voet, met de auto of fiets te bezoeken. Met de auto kan een beperkt deel van het park worden bereikt. De inkomsten van X bestaan grotendeels uit entreegelden. Daarnaast ontvangt X gelden voor het geven van gelegenheid tot parkeren op het naast het park gelegen parkeerterrein (€ 2 per auto; tarief 2012). Bezoekers kunnen ook kiezen de auto het park mee in te nemen. In dat geval brengt X een bedrag van € 6 per auto in rekening.

In deze cassatieprocedure staat de vraag centraal of twee handelingen voor toepassing van de omzetbelasting als één enkele samengestelde prestatie moeten worden beschouwd of als twee zelfstandige prestaties. Het gaat daarbij om het verlenen van toegang tot het park en het gelegenheid geven van parkeren.

Hof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat het geven van gelegenheid tot parkeren buiten de hekken van het park als zelfstandige hoofdprestatie is onderworpen aan het algemene omzetbelastingtarief. De gelegenheid tot parkeren is voor de modale bezoeker van het park een doel op zich, aldus het Hof. Het beroep van X op het gelijkheidsbeginsel faalt volgens het Hof. De diensten van X en het door exploitanten van kamp-, hotel-, pension-, en vakantiebestedingsbedrijven geven van gelegenheid tot ‘het plaatsen van een auto’ als bedoeld in het besluit van de staatssecretaris van Financiën van 27 oktober 2011 (toelichting tabel I) zijn naar het oordeel van het Hof geen gelijke gevallen.

X komt in cassatie volgens A-G Ettema tevergeefs op tegen het oordeel van het Hof dat het gelegenheid geven tot parkeren een doel op zich is. Dit oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is ook voldoende gemotiveerd en niet onbegrijpelijk. Ook hetgeen X aanvoert tegen de afwijzing van het Hof van het beroep op het gelijkheidsbeginsel treft geen doel. De A-G leidt overigens uit het cassatieberoepschrift af dat X zelf ook meent dat geen sprake is van gelijke gevallen maar van soortgelijke gevallen. Ook gelet daarop, kan een beroep op het gelijkheidsbeginsel als algemeen beginsel van behoorlijk bestuur niet slagen. Het verzoek om toekenning van een integrale proceskostenvergoeding dient volgens de A-G eveneens te worden afgewezen.

Conclusie: het cassatieberoep is ongegrond.

Eerdere procedures

Ongeveer twaalf jaar geleden heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het bieden van gelegenheid tot parkeren van auto’s en stallen van fietsen bij een attractiepark een zelfstandige prestatie is, belast tegen het algemene btw-tarief. De discussie is later weer opgelaaid toen de Hoge Raad in 2012 tot het oordeel kwam dat het tegen betaling verstrekken van een servicecertificaat bij de levering van een apparaat gezien kan worden als een bijkomende prestatie die het fiscale lot van de levering van het apparaat (de hoofdprestatie) volgt.

Lopende procedures

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
augustus 2012
Instantie
A-G
Datum instantie
31 januari 2018
Rolnummer
16/05128
ECLI
ECLI:NL:PHR:2018:121
Auteur(s)
M.H.T. Verstappen MSc
Deloitte
NLF-nummer
NLF 2018/0492
Aflevering
8 maart 2018
Judoregnummer
JCDI:NFB1332
bwbr0002629&artikel=9,bwbr0002629&artikel=9

Naar de bovenkant van de pagina