Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) heeft een winningsvergunning op grond van de Mijnbouwwet en is voor resultaten daaruit op grond van de Mijnbouwwet onderworpen aan de heffing van een winstaandeel. X heeft van haar moedermaatschappij geld geleend om een deelneming te verwerven die eveneens een winningsvergunning en een winningsbedrijf heeft. Die deelneming is vervolgens fiscaal gefacilieerd en met terugwerkende kracht naar datum acquisitie juridisch gefuseerd in X.

Voor Hof Den Haag was in geschil of bij het vaststellen van de aanslag in het winstaandeel de rente van de schuld ten laste van het resultaat komt. Het Hof heeft geoordeeld dat deze rente in mindering op het resultaat komt.

De staatssecretaris van Financiën heeft cassatieberoep ingesteld maar de Hoge Raad verklaart dat ongegrond.

Uit een geldlening voortvloeiende rentelasten kunnen in beginsel alleen als kosten aan een winningsvergunning worden toegerekend indien die geldlening is aangegaan ter financiering van bezittingen die worden gebruikt in het winningsbedrijf. Er zijn echter omstandigheden denkbaar die maken dat een geldlening die op het moment van het aangaan ervan (nog) niet diende ter financiering van in het winningsbedrijf gebruikte bezittingen, die functie op een later moment gaat vervullen. Zulke omstandigheden doen zich voor in een geval als dit, waarin de geldlening enkel diende ter financiering van de verwerving van een deelneming waarin uitsluitend een winningsbedrijf wordt gedreven, en dit winningsbedrijf vervolgens – door een fusie – een winningsbedrijf van de verkrijgende winstaandeelplichtige is geworden. Dan gaat ook de geldlening behoren tot het vermogen van dat winningsbedrijf. Het middel stuit in zijn geheel hierop af.

Conform Conclusie A-G Wattel (NLF 2018/1902, met noot van Bioch).

De Hoge Raad spreekt klare taal. Belanghebbende mag de verschuldigde rente in aanmerking nemen bij het bepalen van de omvang van het staatswinstaandeel. Niet alleen belanghebbende heeft iets aan deze uitspraak. Ook anderen kunnen profiteren van het feit dat de Hoge Raad beslist heeft dat een lening onder omstandigheden van functie kan veranderen; dat wil zeggen dat een lening die in eerste instantie aangewend is voor de acquisitie van een deelneming die een winningsbedrijf uitoefent, na een juridische fusie van de deelneming met haar aandeelhouder, bij die aandeelhouder tot het vermogen van het ‘ingefuseerde’ winningsbedrijf kan gaan behoren. 

Mijnbouwondernemingen op overnamepad?

Metadata

Rubriek(en)
Overig
Belastingtijdvak
2009
Instantie
HR
Datum instantie
10 mei 2019
Rolnummer
17/05180
ECLI
ECLI:NL:HR:2019:687
Auteur(s)
mr. E. Bioch
Meijburg & Co
NLF-nummer
NLF 2019/1241
Aflevering
30 mei 2019
Judoregnummer
JCDI:NFB2512

Naar de bovenkant van de pagina