Direct naar content gaan

Samenvatting

De heer A bezit de certificaten van alle aandelen in Holding (bv). Deze vennootschap bezit alle aandelen in Projectontwikkeling bv (hierna Y). Y kwalificeert als een onroerendezaakrechtspersoon (ozr) in de zin van artikel 4 Wet BRV. Op 23 september 2019 zijn de aandelen die Holding houdt in Y omgezet in cumulatief preferente aandelen. Tevens zijn op die datum nieuwe, gewone aandelen in Y uitgegeven aan X (bv; belanghebbende). Vanwege het gehouden belang in Y kwalificeren Holding en X tevens als ozr. De aandelen in X zijn in gelijke verhouding in het bezit van de drie kinderen van de heer A.

X betoogt in deze procedure dat zij recht heeft op de toepassing van artikel 15, lid 1, onderdeel b, Wet BRV (BOR) ter zake van de verkrijging van de gewone aandelen in Y, omdat sprake is van een reële bedrijfsopvolging.

Hof Den Bosch ziet geen aanknopingspunt voor de stelling van X dat ook voor de toepassing van het verwantschapsvereiste door de rechtspersoon die alle aandelen in de ozr verkrijgt, in dit geval X in welke vennootschap de kinderen van A ieder een derde van de aandelen houden, moet worden heen gekeken. Dit brengt mee dat X niet in aanmerking komt voor de toepassing van de BOR, omdat de aandelen in A niet zijn verkregen door een kwalificerende verkrijger. X – een rechtspersoon en geen natuurlijk persoon – behoort immers niet tot de kring van verwanten als genoemd in artikel 15, lid 1, onderdeel b, Wet BRV. Het hoger beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Belastingen van rechtsverkeer
Belastingtijdvak
2019
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
13 maart 2024
Rolnummer
22/02274
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2024:824
NLF-nummer
NLF 2024/0821
Aflevering
2 april 2024
bwbr0002740&artikel=15&lid=1,bwbr0002740&artikel=15&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina