Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) is de moedervennootschap van een fiscale eenheid. In 2010 leed zij een verlies van € 2 miljoen.

X had ook dochters buiten de fiscale eenheid, waaronder [A] bv ([A] Oud), die winstgevend was. Op 19 december 2013 werd [A] Oud alsnog opgenomen in de fiscale eenheid. Op 3 februari richtte de belanghebbende [A] Nieuw bv ([A] Nieuw) op, die direct werd opgenomen in de fiscale eenheid. [A] Nieuw werd binnen de eenheid verhangen en naast [A] Oud gehouden.

Op 23 maart 2015 fuseerde [A] Oud juridisch met [A] Nieuw als verkrijgster, waardoor de onderneming van [A] Oud werd overgenomen door [A] Nieuw. Volgens artikel 18, lid 1, Besluit FE 2003 werd de fiscale eenheid geacht niet te zijn verbroken met [A] Oud.

In geschil is de verrekening van het voorvoegingsverlies van X uit 2010 met de winsten behaald door [A] Nieuw na de voeging in 2015 en 2016, die volledig zijn behaald met de onderneming van [A] Oud.

Rechtbank Gelderland oordeelde in het voordeel van X: verrekening is mogelijk, afschrijving is niet verplicht.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelde ook dat verrekening mogelijk is, maar afschrijving verplicht is op basis van de tekst van artikel 5, lid 4, Besluit FE 2003 en artikel 15ae, lid 1, onderdeel c, Wet VpB 1969.

Het Hof concludeerde dat artikel 18 Besluit FE 2003 niet van toepassing is omdat [A] Oud verdwijnt bij de fusie, en artikel 18, lid 2, Besluit FE 2003 betrekking heeft op voorvoegingsverliezen van de verdwijner, die in dit geval niet bestaan.

Het Hof oordeelde dat afschrijving op goodwill verplicht is volgens artikel 15ah, lid 2, onderdeel a, Wet VpB 1969, omdat dit overeenkomt met de strekking van de bepaling dat stille reserves die bij de overdrager zijn ontstaan, niet gebruikt kunnen worden voor de verrekening van voorvoegingsverliezen.

Het Hof verwierp het beroep van de Inspecteur op fraus legis omdat de belastingbesparing binnen de kaders van de wet is gerealiseerd en niet in strijd is met de doelstellingen van de wet.

Tegen dit oordeel heeft de staatssecretaris cassatieberoep ingesteld en heeft X incidenteel cassatieberoep ingesteld.

A-G Wattel geeft de Hoge Raad echter in overweging om zowel het principale als het incidentele cassatieberoep ongegrond te verklaren.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2015 en 2016
Instantie
A-G
Datum instantie
9 juni 2023
Rolnummer
22/03529
ECLI
ECLI:NL:PHR:2023:573
NLF-nummer
NLF 2023/1592
Aflevering
20 juli 2023
Judoregnummer
JCDI:NFB5883
bwbr0002672&artikel=15ah,bwbr0002672&artikel=15ah&lid=2,bwbr0014483&artikel=5,bwbr0014483&artikel=18,bwbr0002672&artikel=15ah,bwbr0014483&artikel=5,bwbr0014483&artikel=18

Naar de bovenkant van de pagina