Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie(36)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een inwoner van de gemeente Alphen aan den Rijn heeft bezwaar gemaakt tegen de WOZ-waarde van zijn woning. Hij heeft in het bezwaarschrift aangegeven dat hij telefonisch wenst te worden gehoord. De heffingsambtenaar heeft de man uitgenodigd voor een hoorzitting op het gemeentehuis, maar daarop heeft de man medegedeeld dat hij telefonisch wil worden gehoord. De gemeente voorziet echter niet in de mogelijkheid tot telefonisch horen. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar ongegrond verklaard en ten aanzien van het horen opgemerkt dat de man door geen afspraak te maken heeft afgezien van een hoorzitting.
Hof Den Haag oordeelt evenals Rechtbank Den Haag dat de inwoner ten onrechte niet is gehoord .
Gelet op de wetsgeschiedenis voldoet het telefonisch horen niet aan de minimumeisen die in de Algemene wet bestuursrecht aan het horen worden gesteld. Het bestuursorgaan dient echter gehoor te geven aan de wens van de inwoner om hem telefonisch te horen, tenzij zwaarder wegende belangen aan de zijde van het bestuursorgaan zich hiertegen zouden verzetten. Dergelijke zwaarder wegende belangen zijn in het onderhavige geval gesteld noch gebleken.
Volgens de Rechtbank en het Hof heeft de inwoner ook geen afstand gedaan van het recht om te worden gehoord. De reactie van (de gemachtigde van) de man, naar aanleiding van de uitnodiging voor een hoorzitting op het gemeentehuis, kan niet worden aangemerkt als een verklaring bedoeld in artikel 7:3, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2010
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
19 februari 2013
Rolnummer
12/00053
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ4537
bwbid=bwbr0&artikel=7:02,bwbid=bwbr0&artikel=7:03

Naar de bovenkant van de pagina