Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) exploiteert een kliniek die is gespecialiseerd in het uitvoeren van besnijdenissen. De ingrepen worden uitgevoerd door een arts met een BIG-registratie. In geschil is of X de medische vrijstelling van artikel 11, lid 1, onderdeel g, onder 1º, onderdeel a, Wet OB 1968 terecht heeft toegepast op de ingrepen die zonder verwijzing van een huisarts zijn verricht. Voor toepassing van de vrijstelling moet sprake zijn van ‘gezondheidskundige verzorging van de mens’. Hiervoor is, voor zover hier van belang, vereist dat het voornaamste doel van de medische handeling therapeutisch is. X stelt zich op basis van het HvJ-arrest PFC Clinic (HvJ 21 maart 2013, C-91/12, ECLI:EU:C:2013:198) op het standpunt dat alleen de arts bepaalt of sprake is van een therapeutisch doel.

Volgens Rechtbank Noord-Holland heeft X niet aannemelijk gemaakt dat besnijdenissen in het algemeen met een therapeutisch doel worden uitgevoerd. Uit een rapport van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) leidt de Rechtbank af dat geen overtuigend bewijs bestaat dat besnijdenissen in het kader van preventie of hygiëne zinvol of noodzakelijk zijn.

Hof Amsterdam heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De stelling van X dat enkel de arts bepaalt of de behandeling een therapeutisch doel dient, kan niet worden gevolgd.

Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld, maar A-G Ettema geeft de Hoge Raad in overweging om het cassatieberoep ongegrond te verklaren.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2012
Instantie
A-G
Datum instantie
21 juli 2023
Rolnummer
22/02061
ECLI
ECLI:NL:PHR:2023:692
Auteur(s)
mr. A. Vroon
Ministerie van Financiën
NLF-nummer
NLF 2023/2082
Aflevering
21 september 2023
Judoregnummer
JCDI:NFB5980
bwbr0002629&artikel=11,bwbr0002629&artikel=11&lid=1,bwbr0002629&artikel=11

Naar de bovenkant van de pagina